terug naar de startpagina

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

"Indrukken uit mijn jeugdjaren in Kapellen"

 

In een reeks korte stukjes op onze FB-pagina keek Vicky Staal terug op haar jeugdjaren in Kapellen … erg herkenbaar voor leeftijdsgenoten, fijne beschrijvingen van de buurten waarin ze vertoefde en vooral … leuk om lezen. Om deze prachtstukjes niet verloren te laten gaan in de grote brij van onze FB-pagina, hebben we – met dank aan Vicky – deze "pareltjes" hier verzameld. Ook de stukjes die ongetwijfeld nog volgen, worden aan deze GZVKA-pagina toegevoegd.

 

Nieuwe wijk, 1983

1. Ave Maria

Ik lig in mijn bed en hoor plots de deur opengaan. De vloer kraakt. Ik ben bang en kruip dieper onder de lakens, hou mijn adem in. Door een kier, zie ik een verschijning staan. Een oude vrouw met een lange zwarte kanten sjaal over haar hoofd. Ik ken haar niet. Ze rekt haar arm uit en grijpt naar het met weiwater gevulde Mariabeeldje dat boven op de kleerkast staat. Ze doet het dopje eraf _ het hoofdje van Maria, doet er een slokje van en zet het netjes terug naast het plastiek kokertje met de Spaanse schone en het kokertje met de Tiroler. Ze komt dichter bij het bed staan. Ik kan haar ademhaling horen, terwijl de mijne stokt en ik muisstil lig. Ik besterf het wanneer haar arm onder de lakens komt. En dan ineens...een prik van een spuit! Ik wil gillen, maar het geluid blijft achterin mijn keel steken. Ik probeer nog eens, maar er komt niet meer uit dan wat gepiep. "Vicky", hoor ik ineens en dan nog eens "Vickii...Vickiiiiii". Het komt van buiten. Het is Kim. "Kom me dan helpen", denk ik bij mezelf, maar ik kan haar naam niet roepen. En toen: "Ave ave ave Maria, ave ave ave Maria...". Nu ben ik vast en zeker in de hemel!

 

Nieuwe Wijk, 1983

2. We rijden naar Sint-Job

Ik schrik wakker wanneer Kim nog eens roept. Oef! Het was maar een nachtmerrie. Ik ben er kapot van. Ik was bijlange na zo moe niet toen ik in mijn bed kroop. Nog eventjes bekomen. "Kom straks nog maar eens terug, Kim", denk ik bij mezelf, te lui om al op te staan. Na een tijdje houdt het roepen op. Het gezang houdt aan. Ik doe de commode open en zoek een boek om rustig wakker te worden. Er staan er wel wat, want ons moeke krijgt wel eens een afgeschreven boek uit de boekerij, waar ze samen met Dora kuist. Eens kijken; De Rode Ridder, Pietje Bel, nonkel Bob, Tim en Tom, de Olijke Tweeling, Pietje Puk...dat wordt hem. Als hij uit is, ga ik naar beneden. Onze vokke zit in zijn zeteltje in de keuken en leest zijn gazet. Ons moeke maalt koffiebonen en het ruikt heerlijk. Aan elk kadertje dat aan de muur prijkt, aan den barometer en op de schouw, hangen nylonkousen te drogen. Ik ga door de keuken naar het badkamertje om mij aan de pompbak te wassen. De zeep _ witte met een oranje streep _ prikt op mijn lijf. Ondertussen hoor ik Dora en de Kluut langs de achterdeur binnenkomen. Netjes opgefrist kom ik de keuken terug in. Dora vertelt de laatste nieuwtjes; wie er gestorven is, wie er gaat trouwen, wie er zwanger is, wat er te doen is in 't dorp.... Ik noem haar weleens het lopend Polderke. Ik mag bij de Kluut op schoot en we rijden naar Sint- Job. Als beloning voor de rit, ga ik naar 't kelderke een pintje voor hem halen, waarna we weer vertrekken naar Sint-Job. En zo doen we nog wel een paar ritjes over en weer. Tot hij volgetankt is.

 

Nieuwe Wijk, 1983

3. Wildplassen

Tegen de middag gaan de buren terug naar huis. Ons moeke bakt een goei pan spek. Mijn laatste boterham is nog maar net binnen, wanneer Kim alweer langskomt. Ik neem mijn fiets uit de stal en samen vertrekken we. Wanneer we met onze fiets het paddeke achter den hof komen ingereden, botsen we bijna op een madammeke die in de pad zit te plassen. Een van de velen die dag, want er staan weer tenten aan de Sint Jozefkapel en na al die jaren zijn er voor die bedevaarders nog steeds geen w.c.'s voorzien. Ik vraag me af of ze daar niet wat harder voor kunnen bidden. We fietsen de wijk op en ons Kim kan het natuurlijk weer niet laten om met haar bel te rinkelen, midden in het gezang. Ave Maria. Wanneer ik haar vraag om het stil te houden, vraagt ze me héél luid:" Voor welken heilige da?" Ik maak dat ik zo vlug mogelijk met haar de Wijk afkom en rijdt onder de brug door, de pad in richting Marc en Sabrina. Die zijn met de Playmobil aan 't spelen, samen met Wendy en den Bjorn. Maria is aan 't kijven, want er is te veel kabaal. "Maakt da ge stil zijt of ga buiten spelen, onze pa slaapt". De Jack _ den brutte _ heeft met de nacht gestaan aan de dok, waarna hij zijn duiven heeft gesoigneerd en in zijnen tram is gekropen. Alsof hij vandaag een oog dicht gaat doen met die drukte op de Wijk en al zijn verschijningen...

 

Nieuwe Wijk, 1983

4. Tuinpret

We besluiten dan maar om bij ons moeke in den hof te gaan spelen. Kim demonstreert haar turnoefeningen op de gazon. Sabrina kruipt helemaal vanboven op den touter en de Marc en den Bjorn schommelen zo hoog dat hun bakske bijna rondgaat. Ik ben niet zo een heldin en haal alvast de jokari, het kartonnen speelhuisje en de Indianentent uit de stal, terwijl ons moeke een zinken bad en een metserskuip vult met water _ ons zwembad. Buurvrouw Hilde, die alleen maar Duits spreekt, komt regelmatig eens checken of we niet over haar aanpalende gazon lopen. Ze vloekt af en toe wanneer dat wel het geval is, maar brengt ons toch een verfrissende ijskoude koffie met een bolletje ijs erin. Heerlijk! Om vijf uur staat het avondeten al klaar; krieken met frikadellebollen. Kim gaat vlug vragen aan tante Philomène of ze bij ons mag blijven eten en slaagt er alsnog in om als eerste aan tafel te zitten. Een extra portie voorzien was niet nodig, want na enkele hapjes zit haar maag alweer vol. Na het avondeten, gaan we naar huis; zij naar Ekeren en ik naar 't Essenhout. Ik zet mij in mijn kamer op 't rijgeltje van mijn venster, vanwaar ik uitkijk op de paadjes achter de Wijk en geniet nog uren na van een leuke dag alvorens ik moe maar voldaan mijn bed in kruip.

 

Essenhout, 1983

5. Kep kep kep

Enkele zaterdagen later word ik 's morgens weer wakker van lawaai. Nee, geen droom deze keer. Ik kijk naar buiten en zie den Eddy van naast ons op ons dak staan. Hij is een stukske roofing aan 't branden op 't plat dak, want er zitten bultjes in en zijn duiven willen daar wel eens gaan zitten drinken. Vorige week vroeg hij mij nog om mottebollen door de venster te gooien. Dat zou de duiven weghouden. Hij speelt namelijk graag kampioen en heeft heel wat kampioenen op zijn kot zitten. Eentje komt er altijd op zijn hoofd zitten terwijl hij met zijn blikken bus met maïs schudt. "Kep kep kep, komaan komaan, kep kep kep". Als 't wedstrijd is, blijven we best uit onzen hof. Die is afgebakend met lage betonnen schutsels en aan weerszijden zitten de duivenmelkers dan duiven te letten. " Zie, daar komt mijnen bruine al aan, en uwe smalle volgt!". Hoe ze 't zien, snap ik niet, want ik ben allang blij dat ik van zover kan zien dat het een duif is. Het spel interesseert mij niet, maar ik stoor er mij ook niet aan. We zijn dat zo gewoon. Nonkel Francois _ het Leureke_ is ook duivenmelker. Straks brengt hij duiven naar ons moeke. Die zal ze dan in de stal pluimen. Een jobke waar ik niet op zal staan kijken. Morgen gaan ze de braadpot in en belanden met patatten en gestoofd witlof op ons bord. Daar kijk ik pas naar uit!

 

Nieuwe Wijk, 1983

6. Tandarts

Het duifje smaakt me en bij onze vokke loopt het sap over zijn kin. Na 't eten doe ik met ons moeke den afwas en onze vokke vertrekt naar de repetitie van de harmonie. Ik heb nog een controle-afspraak bij tandarts Huveners in de Palmstraat. Ik leg me in zijn zetel en al gauw blijkt dat ik pech heb; een gaatje. Hij stelt me gerust en geeft me een walkman om het vervelende geluid niet te horen. Ik kijk uit op een poster, zo groot als de muur, met een bos erop. Het beeld leidt me af en verzacht de pijn. Zelfhypnose. Na afloop vraagt hij mij of ik al gegeten heb. "Ja", antwoord ik. Hij vraagt me wat er op het menu stond en ik zeg: "Duiphhh met witloophhh". Ons mama, den tandarts en ik liggen in een deuk. Daarna ga ik nog wat buiten spelen op de Wijk. Als 't tijd is om naar binnen te gaan, ga ik naar ons moeke, waar ik weer ga blijven slapen. Ze steekt de stoof aan, want 's avonds koelt het serieus af, en ze zet een potje thee. We kijken nog wat televisie, tot we plots al van ver onze vokke horen aankomen. Hij speelt namelijk nog een serenade _ Strangers in the night _ op zijn trompet als hij de Wijk op komt. Ik doe de deur voor hem open en hij hangt zijn lange overjas en zijn gilet aan de kapstok in de gang. Wanneer hij zich in de zetel zet, kruip ik dicht tegen hem aan. We kijken nog naar Boomer en naar Dexter, genieten van elkaars aanwezigheid en kruipen dan in onzen tram.

 

Essenhout, Nieuwe Wijk, 1983

7. De klokken

Het is een mooie dag. Ik ga de tuin in en zie naast ons de Jurgen over 't schutsel. Hij is op bezoek bij zijn grootouders. Het is een goeie vriend van de Marc. Ik voel voor 't eerst vlinders in mijn buik, maar ik zeg het hem niet. Ik zeg het tegen niemand, zelfs niet tegen Kim en Sabrina. Hij zou het nooit te weten komen. Ik durf hem zelfs amper iets te zeggen. Uiteindelijk ga ik naar binnen en speel nog wat met onze Jip, mijn vogeltje. Ik ben hem een tijdje terug zelf gaan uitkiezen bij de Cois van Paula van een paar huizen voorbij. Ik rol knikkers naar onze Jip, hij rolt ze terug. Ik zet hem in een klein blikken voituurtje en rijd hem rond. Dat vindt hij allemaal heel plezant. Na de middag komt Kim spelen tot ons moeke ons komt halen. De klokken zijn geweest. Wanneer we in den hof komen, zitten de gaten al in de paaseieren. Zo hard schijnt de zon! Maar geen nood, want het zijn er heel veel. En supergoei, want ze komen van De Coster. Ja, dat die niet van de klokken of van de Paashaas komen, had ik twee jaar geleden al door, toen ik ze achter ons moeke haar kleerkast vond. We zijn aan een overdosis suiker toe. 's Namiddags lekker paaseitjes snoepen en 's avonds voor de televisie nog een goei taske chocolatte koffe van de pure chocolade-eieren. Heerlijk!

 

Nieuwe Wijk, 1984

8. Hagel

Kim en ik gaan Ki-Yo halen. Ze is in een rotbui en vertikt het om buiten te komen in het sponsen broekske dat ze moet aanhouden van haar moeder. Nu pakt dat nog, maar dat zal niet lang meer duren. We trekken dan maar naar tante Philomène. We hebben geluk dat we naar binnen zijn gegaan, want er is noodweer op komst. Hagelbollen zo groot als pingpongballen vallen uit de lucht. Kim panikeert alsof het bommen zijn en ik wacht rustig af tot de bui over is. Mij krijg je niet snel zenuwachtig. Na afloop is het alweer dolle pret op de Wijk. Voor de kinderen dan toch. Het ijs smelt en de puttekes kunnen het smeltwater niet bijhouden. Wij en nog andere kids, plonsen er in het rond. Wanneer het tijd is voor het avondeten en ik terug naar 't Essenhout wandel, zie ik alle buren met een aftrekker staan dwijlen met de kraan open om het water buiten te houden. De Felix heeft een gazettenbak in 't midden van 't straat gezet. Hij houdt auto's tegen en vraagt hen om heel traag te passeren. Maar ook al rijden ze maar 20km per uur, het water komt onverbiddelijk terug naar binnen. De grote mensen maken zich zorgen over hun meubeltjes en voor mij is het een groot avontuur. Wanneer ons mama mij ook een aftrekker in mijn handen duwt, is de fun er al vlug af.

 

Palmstraat, 1980

9. Sinterklaas

Ons mama komt thuis van de winkel en heeft peekes en rapen bij. Morgen is het de grote dag. Ik neem mijn schoentje en doe er een wortel, een raap en een suikerklontje in voor het paard van Sinterklaas. Ook een borreltje voor zwarte Piet mag niet ontbreken en natuurlijk ook een mooie tekening en een brief voor de Sint. Ik schik het 's avonds zorgvuldig op de schouw en vraag mij af hoe die in godsnaam gaan binnengeraken met dat tussenschot erin. Ik vraag aan ons papa om dat eruit te halen, maar hij verzekert mij dat zwarte Piet dat zelf wel kan. Om er zeker van te zijn dat de Sint mij niet zal vergeten, zing ik nog wat Sinterklaasliedjes voor ik ga slapen. Het duurt lang voor ik de slaap kan vatten, want ik maak mij zorgen over alles wat ik mispeuterd heb. Uiteindelijk _ na een paar keer roepen of hij al geweest is _ val ik toch in slaap. Ik word al heel vroeg wakker om een uur of vijf, zes en ben er als de kiekens bij om te gaan kijken of er al iets ligt. En ja hoor; het grote prikbord dat ik zó graag wou ligt er, naast nog wat kleinigheidjes en heel wat lekkers. Als we later op de dag bij ons moeke binnenkomen, kan mijn geluk helemaal niet op. Bij de stoof in de living staat een Indianentent, een pop, een wastonnetje vol babykleedjes en bovendien heeft de Sint speciaal voor mij een nieuwe stoof gebracht! Maar de nieuwe sokken die op de stoof in de keuken liggen, dat maken ze mij niet wijs dat die van de Sint komen zenne...

 

Nieuwe Wijk, 1986

10. Sneeuwpret

Het sneeuwt en de Wijk ziet spierwit. Het is ijskoud, het vriest zelfs. De Kris en de Steve zijn op bezoek bij de cowboys _ hun grootouders. Als eersten wagen zij zich op de sneeuw, inmiddels ijs, en gaan baantjeglijden. Al vlug komen ook de Marc, Sabrina, Kim, de Jerry en den Dennis meedoen. Ze zijn er allemaal heel goed in. Ik probeer het met een bang hartje ook een keer, doe nen totter, en hou het dan voor bekeken. Niks voor mij. Wanneer ze met sneeuwballen beginnen gooien en er al een paar tegen mijn hoofd zijn beland, heb ik het helemaal gehad. Geef mij maar de zomer. Ik ga lekker warm binnen zitten. Terwijl ik het toch wel prachtige tafereel van achter de venster aanschouw, denk ik terug aan mijn eerste sneeuwervaring. Ik was nog maar een jaar of twee,drie. Ons papa vertrok 's morgens naar ons moeke en onze vokke om er te gaan schilderen. 's Middags deed ik nog een middagdutje. Toen ik wakker werd en door de venster keek, zag alles wit en riep ik naar ons mama:" Kom zien, de papa heeft alles witgeschilderd!".

 

Nieuwe Wijk, 1986

11. Nieuwe buren

Ons moeke zet in de keuken de droogkap klaar en de doos met rollekes en krulspelden, want straks komen de vrouwen hun haar laten indraaien. Hilde is al vroeg van de partij en heeft een grote schaal verse appelpannekoekskes bij. Elke week brengt ze iets anders mee; pruimentaart met pruimen uit den hof, rösti's, zandkoekskes en niet te vergeten haar befaamde kaastaart met rozijnen! Onze vokke staat op uit zijn zeteltje. Hij kijkt nog efkes op den barometer of die overeenkomt met het weerbericht van de gazet, pakt zijn biljartkeu en maakt zich vlug uit de voeten voor straks het gekwebbel begint. Tegen de middag zal ik alles weten wat er de voorbije week gebeurd is in Kapellen en wat er nog te komen staat. Na de middag ga ik naar de speeltuin in de Akkerstraat, waar we elke vrije dag verzamelen. We hebben inmiddels al een hele hoop vrienden uit de buurt. Ik zie 2 meisjes staan die ik niet ken. Ze stellen zich voor als Pascale en Christina en zeggen dat ze pas op de Nieuwe Wijk zijn komen wonen. Ze worden meteen in onze groep opgenomen alsof we hen al jaar en dag kennen en we maken samen veel plezier. Later die dag, gaan we mee naar hen thuis. De meisjes ruilen briefpapier en de jongens proberen de meisjes te imponeren met hun jojo-tricks.

 

Akkerstraat, 1986

12. De speeltuin

Er wordt in de weekends heel wat afgeravot in de speeltuin, op de Wijk en in de paddekes errond. We zijn een actieve bende. We spelen buske stamp, volleybal, pollis en dief (of pyromaan), waarheid durven of doen, we skaten, we schieten vlijmscherpe papieren pijltjes uit klakkebuizen (ook naar de duiven) en tot grote spijt van de buren, spelen we ook basebal. Niet met een tennisbal natuurlijk, want da's voor softies, maar met een echte. Zo eentje die regelmatig eens een ruit of een serre raakt. Een buurvrouw uit de Platanendreef houdt ons graag te vriend en brengt af en toe een emmer pruimen. Meestal worden die opgegeten, maar soms wordt het wel eens een pruimengevecht. Met de buren van een paar huizen verder, zijn we ook goed bevriend. 't Is te zeggen; met hunnen hof. We zorgen er een beetje mee voor dat hun peeën op tijd worden uitgedaan. Trien van in de Akkerstraat, houdt niet van dat lawaai (en het geklepper aan haar brievenbus) en kijft altijd. Elke dag passeert Coiske. We vragen hem dan om een liedje te spelen op zijn mondharmonica, waarna iemand van de groep het weer niet kan laten om te roepen:" Leve de socialisten!". Dan wordt hij kwaad en roept:" Mijn kl... de socialisten! Hunnen uitleg is goe, maar hunne speculatie deugt ni!" Wij lachen en hij druipt af in zijn lange blauwe overjas _ de kleur van zijn favoriete politieke partij. Ik heb zelf niks gedaan, maar ik heb hem ook niet verdedigd. Arme man. Mijn geweten knaagt.

 

Akkerstraat, 1986

13. Speelpleinen

In de vakantie staat er een container in de speeltuin en een grote houten kist met buitenspeelgoed. Er worden speelpleinen ingericht en er zijn twee begeleiders, de Rudy en den Yvan (?). Dankzij hun begeleiding, mogen we van onze ouders buiten ons territorium. Tot nu toe waren onze grenzen 't Essenhout, het Marktplein, de Peedreef en de Wilgenstraat. Nu doen we ook uitstapjes samen. Heel plezant! Eén probleem; wanneer de speelpleinen voorbij zijn, zijn we die vrijheid gewoon. We willen graag naar 't zwembad van Brasschaat, maar mogen daar niet alleen naartoe. We besluiten dan maar om naar 't Eigenheem te gaan en de Rudy thuis te gaan halen. Maar dat kan natuurlijk niet blijven duren. Dan zit er niets anders op dan onze ouders wijs te maken dat we op uitstap gaan met de speelpleinen. Behalve naar 't zwembad, gaan we ook nog met de fiets naar Brasschaat om te watertrappelen, naar de Kalmthoutse Heide, den Uitlegger, de minigolf, de cinema.... De Jerry _ de jongste van den hoop en broer van den Dennis _ is nog maar een jaar of zes/zeven, maar wordt overal mee naartoe genomen achterop de fiets. Hij doet zich even stoer voor als de oudere jongens, terwijl hij zich welwillig laat bemoederen door de meisjes. Volgend jaar begeleiden de Rudy en den Yvan de speelpleinen in de Meidoornlaan, en wij volgen.

 

St.-Jozefkliniek,1975

14. Levenslicht

De families Staal en Van der Stighelen wachten in spanning mijn komst af. Tante Yvette _ de oudste zus van mijn mama _ zit in de gang, terwijl ze haar cursus geneeskunde bestudeert. Mijn ouders zijn nog heel jong. Mijn papa is net 20 en mijn mama net 18. Ze hebben er nog geen flauw benul van wat hen met mij te wachten staat; ze kijken er met andere woorden nog naar uit. Ook kijken ze ongeduldig uit naar de komst van de gynaecoloog. De zusters hebben blijkbaar een afspraak met hun vader in de mis. De persweeën beginnen en tante Yvette wordt in allerijl binnengeroepen. Als ze plots mijn hoofdje al ziet zitten, besluit ze om zelf de bevalling uit te voeren. Hier kom ik met mijnen eersten blijt van een lange reeks! Tante Yvette bekijkt mij als eerste van kop tot teen voor ze mij toevertrouwt aan de liefste ouders die ik mij wensen kan. Ons mama is blij dat ze een dochtertje krijgt. Ze noemen mij Vicky. Als ik een jongen was geweest, hadden ze mij Joske moeten noemen, naar onze vokke. Hij is immers de peter. Met mijn 3kg750 ben ik een flinke baby. Later zal ik zelf baby's krijgen, 2 jongens; op mijn 23,5 en op mijn 25. Tante Yvette doet de bevallingen, bekijkt hen van kop tot teen en overhandigt hen aan mij en mijnen Bob. We noemen hen Bjorn en Niels en proberen de beste ouders te zijn die ze zich kunnen wensen.

 

Irishof, 1991

15. Liefde en ellende

Ik zit in het vierde middelbaar in 't Irishof en heb Nederlandse les van mevrouw Sannen. Hoewel het onderwerp _ poëzie _ mij interesseert, laat ik mij afleiden door een gedicht dat achteraan de klas tegen de muur hangt.

Liefde en ellende

Brood van weken oud heb ik geweekt in water
en opgegeten, terwijl de kou aan mijn tenen
knaagde. Met naalden heb ik in mijn bloed
gewoeld en gezocht. En niets gevonden.
Ik heb op straatstenen geslapen met honger
die door niets nog gestild kon worden
leek het wel.
In nachten, nat en donker, was ik alleen
en mijn stem hoorde niemand. Ziektes
hebben mij bezocht in de jaren, ik wou
vluchten in de dood.

Maar niets was erger dan nu, ik wou
dat je bij me kwam en in mijn ogen keek.

Jotie T'Hooft

Ik begrijp heel goed waarover het gaat, want ons mama heeft me het boek "Verslag van een junkie" laten lezen, de autobiografie van Christiane F. Een boek dat er, samen met de voorlichting thuis en op school, mee voor zal zorgen dat ik in heel mijn leven geen pilletje, lijntje, laat staan spuit uitprobeer. Een boek dat ik later zal doorgeven aan mijn kinderen, met een beloning van 20€ erbovenop als ze 't hebben uitgelezen. Mevrouw Sannen vraagt mij om op te letten, maar voegt er toch nog even aan toe dat ze wel gecharmeerd is dat ik me laat afleiden door het gedicht en niet door de duiven op de vensterbank. We krijgen een opdracht tegen de volgende les; een gedicht van Annie M.G. Schmidt beeldend voorbrengen. Ik bereid mij goed voor, maar vraag voor alle zekerheid nog eens aan ons papa of het goed genoeg is. Die laat mij wel 50 keer herbeginnen, tot het naar zijn goesting is. Ik had het moeten weten. Ge zijt regisseur of ge zijt het ni. Enfin, ons werk wordt beloond. Als enige van de klas, krijg ik een dikke vette 10!

 

Essenhout, 1985

16. De Volksvriend

't Is weer vakantie en ik mag vandaag gaan logeren bij Sonia en Seppe. Sonia is een nicht van onze vokke en Seppe is een neef van ons papa, langs moekes zijde. Zij baten café de Volksvriend uit. Omdat zij zelf geen kinderen hebben, word ik extra in de watten gelegd. Ik verveel mij geen seconde. Hun hondje Snoopy is mijn beste vriend. Hij is nochtans niet echt mensvriendelijk. Als hij per ongeluk 't café binnenglipt, springt degene met de grootste mond het eerst op zijn kruk van de schrik. Vooral voor klakken en hoeden heeft hij het niet. Als ge weet dat bijna al die ouw mannen rondlopen in een stoffrak en een klak op.... Maar als hij mij hoort binnenkomen, kan zijn dag niet meer stuk. Hij kwispelt aan één stuk door met zijn staart en blaft tot ik hem kom halen om te gaan wandelen of te spelen. Er staat een speelkast van de olympische spelen en een flipperkast waar ik onbeperkt gebruik van mag maken. Als ik dat beu ben, zet ik mij in 't bierkot en haal de punten uit de kroonkurken van de Coca Cola. Die voeg ik dan bij de stapels deelnameformulieren, waarmee ik meermaals in de prijzen zal vallen. Voor alle zekerheid neemt Sonia mij nog mee naar Piet gazet, waar ik een stapeltje stripverhalen mag kiezen en een kleurboek. Ge weet maar nooit. 's Avonds eten we gamba's in 't Leeuwke. We krijgen een grote bavet voor, waar ze beter nog mouwen aan hadden gezet, want ik hang tot aan mijn ellebogen vol. Na afloop gaan we naar 't keukentje annex salon achter 't café en zien we gezellig samen de laatste nieuwe videofilm met Charles Bronson.

 

Watertoren, 1989

17. P.V.

We zitten de hele avond met een groepje hangjongeren _ zo noemen ze ons _ op de barren naast de watertoren. Er wordt gelachen, gestoeid, gekust en gerookt. Als we dorst hebben, halen we in de kliniek een fleske chocomelk of cola uit de automaat. Het is tijd om naar huis te gaan. Ik pak mijn nieuwe fiets en slaag er maar niet in om het licht aan te krijgen. Blijkbaar een dynamo met een ander systeem. Dan maar zonder licht naar huis. Ik ben de straat nog niet uit, of er nadert al een combi. Ik neem een spurt en hoor de agent nog net roepen. Dat heb ik zogezegd niet gehoord en ik steek de Hoevensebaan over, vlug 't paddeke in. Zo via 't Marktplein richting Akkerstraat, waar ik de Nieuwe Wijk wil inrijden om daarna langs de garages naar 't Essenhout te gaan. Helaas; in de Akkerstraat hebben ze mij te stekken. "Awel juffra, waarom stopte gij ni als ik roep"? Ik zeg dat ik dat niet gehoord heb. "En waarom rijde gij zonder licht?" Ik doe mijn niet gelogen verhaal over mijn nieuwe fiets, maar dat gelooft hij natuurlijk niet en hij doet wat uit de hoogte: "Da zal wel". "Probeer het dan zelf", zeg ik. Hij stapt uit de combi met nen blik van ik zal dat hier eens gauw fixen, maar da's tegen zijnen heupla. Na een paar minuten prutsen, haalt hij een lamp uit de combi. Maar ook dan lukt het niet meteen. Hij wordt serieus zenuwachtig en ik doe nog wat olie op 't vuur: "Wat is 't, lukt het ni? Ziede nu wel dat da ni zo simpel is, en gij hebt dan zelfs nog een lamp". Dat had ik dus niet moeten zeggen. De agent maakt een p.v. op met de opmerkingen rijden zonder licht, vluchtmisdrijf en smaad aan de politie. Wanneer ik mij de volgende dag op 't politiekantoor in 't oud gemeentehuis aanmeld, krijg ik te horen dat de boete geseponeerd is. Waarschijnlijk hebben ze mij een lesje willen leren, maar hebben ze ook meteen gezien dat ik eigenlijk een engeltje ben.

 

Hoevensebaan, 1989

18. De Rok en de Rol

Johnny en Annemie baten de Reisduif uit. Het zijn de ouders van Ki-Yo. Het zaaltje van 't café staat helemaal klaar voor een dolkomische avond; de Rok en de Rolshow. De Guy Heymans heeft de muren helemaal omgetoverd met zijn schilderkunsten. Ze zijn beschilderd met huizen. Op 't podium zijn de wanden bekleed met oude filmaffiches en er staat een straatlantaarn. Je waant je op het terras van een gezellig binnenpleintje. Om 't zaaltje binnen te geraken, moet je eerst langs de inkom passeren. Dat is een geïmproviseerd duivenkot waar je onderdoor moet lopen. Ons moeke verkoopt programmaboekjes en geeft daarmee een show op haar eigen. Niet denken dat er iemand passeert zonder boekske! De zaal loopt vol. Er komen er zelfs van de blauw zien die normaal gesproken nooit een voet binnenzetten in een kroeg van de sossen! Ons papa trekt zich van die politieke kleuren niks aan, hij heeft al overal gespeeld. De show begint en ons papa en de Walter Huybrechts geven weer het beste van zichzelf. Er wordt niet gelachen, maar gebruld, gegierd en in menig broekske gepist! Zoals elke vertoning, eindigt ook deze met een staande ovatie. Eentje waarvan de kroeg op haar grondvesten davert. Er zullen nog vele shows volgen, goed voor duizenden bezoekers. Ik ben zo trots als een pauw op ons papa, maar ik zeg het hem niet. Hij weet dat wel. Nadien gaat het volk naar 't café, waar de Jack en de Mokkes al klaar zitten om met hun jazzke iedereen aan de wiegel te houden. Ki-Yo en ik zonderen ons boven af op haar kamer. We roken stiekem wat sigaretten, drinken een paar krieken en dollen wat. Het is al een stuk in de nacht als Annemie ons komt halen. We gaan met alle plakijzers nog een hapje eten in de Koolpot. In een roes, gaan we mee. Gamba's à la plancha en gamba's naast de plancha.

 

Irishof, 1977

19. Eerste schooldag

Met een bang hartje, geef ik ons mama een handje. We wandelen voorbij een groot kasteel en overal rondomrond zijn bomen en struiken. Het lijkt wel een sprookjesbos. Ons mama doet een poortje open en we komen op een speelplaats met een speeltuin. "Daar is het scholeke", zegt ze. We gaan naar binnen. Juffrouw Maria komt naar ons toe en zegt:" Ah, Ingrid Van der Stighelen, is het niet? U ken ik nog". Ze is vriendelijk, maar kijkt toch met een ondeugende blik, zo van "Ik hoop dat ze niet te veel van u heeft". Weet zij veel.... Ik mag bij juffrouw Eliane in de klas, de liefste van allemaal. We gaan in een kringetje zitten en we zeggen één voor één onze namen. Na nog een paar verhaaltjes, mogen we een stoeltje kiezen en krijgen we een blauw plastieken potje met een koe op het dekseltje. Ba, het is melk. Ik lust het wel, maar ik krijg er altijd buikpijn van. De bel gaat. Het is speeltijd. We gaan buiten op verkenning. Er zijn fietsen, steps, een grote zandbak met speelgoed, een schommel, een speelhuisje en het leukste van al; een grote ijzeren draaimolen met houten bankjes. Ik zet mij er mee op en de schommel wordt in beweging gebracht. Het gaat steeds sneller en we roepen:" Hey hop kiekeskop!". Wanneer het té snel gaat, wil ik eraf. Na de speeltijd mogen we in de speelhoek en spelen we moederke, vaderke en kinderen. Grote zus is een voorname rol. We leren elkaar al snel kennen. 's Middags staat ons mama mij op te wachten aan 't poortje en mag ik mee naar huis. De allereerste schooldag zit erop.

 

Irishof, 1978

20. Kleuterterreur

Zo gaat het nog een paar dagen verder zijn gangetje in de kleuterschool, tot mama plots niet meer aan 't poortje staat 's middags. De juf en zij hebben besloten dat ik, juffrouw toertjes, groot genoeg ben om een volle dag naar school te gaan. Dat is balen! Eén chance; we mogen onze boterhammen opeten in 't groot kasteel. Sommige kinderen hebben hun lunch in aluminiumfolie. Leuk om achteraf propjes mee te maken. De anderen schieten met de elastiek van hun brooddoos. We worden er al vlug op gewezen dat dat niet mag. Flauw. Na 't eten, moeten we een dutje doen op veldbedjes. Ik doe geen oog dicht. Na een paar dagen, geven ze het op en mag ik gewoon gaan spelen. Ik speel regelmatig wel eens mee met een groepje, maar ik amuseer mij meestal perfect alleen. Ik ben dat gewoon, want ik heb geen broers of zussen. Ina, Bianca, Eva en Eef vragen me op een keer om mee doktertje te spelen. Ik wil eerst niet, maar ze kunnen mij overhalen op voorwaarde dat ik de dokter mag zijn. Eva legt zich neer op de bank. Wanneer ik met een grote stok veel te hard haar buik onderzoek ( lees steek), is het spel over. Na de middagpauze zetten de juffen de pick-up klaar en begint de muziek te spelen waarbij we spelletjes doen. Zakdoek leggen, Schipper mag ik overvaren, Zeg roodkapje waar ga je hene, We maken een kringetje van jongens en van meisjes.... Op een dag, kom ik na de pauze in mijn klas en zit er iemand op mijn stoeltje. Hij vertikt het om eraf te komen. Dan maar de harde middelen. Met stoeltje en al, slaag ik hem achterover. Zijn neus bloedt. "Eigen schuld, dikke bult!". De juf heeft niets gezien, en nog voor iemand de kans krijgt om te klikken, ga ik naar haar toe en zeg:" Jij bent de liefste juf van de hele wereld".

 

Palmstraat, 1979

21. De schoolbus

Tante Yvette zet onze Jan af voor ze gaat werken. Zolang we overeen komen, spelen we graag samen. Ik doe hem een veel te grote muts op met pompon, zet hem in mijn poppenvoituurtje en rijd hem rond. Hij vliegt er nog net niet uit als ik bochten neem. Wanneer ons mama ingrijpt, gaan we winkeltje spelen. In mijn winkeltje staat een kassa. Er ligt plastieken fruit en kleine kartonnen doosjes, die onze Jan één voor één kapot weet te krijgen. Hij weet nochtans maar al te goed dat ik in zijn kaak zal bijten als hij mij boos maakt. Daar is elke dag wel een reden voor. Zijn kaak ziet nog rood van gisteren, maar er kan gerust nog een tandafdruk naast. "Eigen schuld, dikke bult!" Het is tijd om naar school te gaan en ik heb totaal geen zin. Ons mama gaat met onze Jan op haar arm buiten al klaarstaan om de schoolbus op te wachten. Ik volg, maar doe vlug de deur van de hal terug dicht. Die krijgt ze zonder sleutel niet open. Paniek! De schoolbus komt eraan en ik sta achter de deur, curieus wat ze nu gaan doen. Geen denken aan dat ik die zal openen. Ze zullen moeten wachten tot de conciërge komt. Den Albert van de bus, kan er gelukkig om lachen. Na school zet hij mij thuis terug af. Ons mama, onze Jan en ik gaan nog even naar Jef de beenhouwer in 't Essenhout. Onze Jan kruipt wat rond en komt terug recht...onder de rok van een mevrouw. Goed getimed, gieren! Ons mama bestelt koteletten en charcuterie. Ik vraag haar om ballekes in tomatensaus te nemen. "Doe maar 100", zegt ze. "Amai, dat zijn er veel zenne!", grapt de Jef naar goede gewoonte. En toch blijven we ermee lachen.... Ik bekijk de vleeswaren. "Mama, die kip heeft kiekevlees"!

 

Irishof, 1981

22. De grote school

Het is een heel spannende dag, want ik ga naar de grote school. Die bevindt zich aan de andere kant van het kasteel dan de kleuterschool. Het is een spiksplinternieuw gebouw en wij mogen er als allereersten les gaan volgen. Gelukkig ken ik bijna iedereen van de vorige jaren. We verzamelen nog even in de grote zaal van 't kasteel, voor we naar onze afzonderlijke klassen gaan. Er zit een nieuwe jongen bij mij aan tafel, Sam. Hij heeft geen zittend gat en haalt deugnieterij uit. Het klikt meteen. Ik krijg te horen dat ik mee mag naar de klas van juffrouw Van de Vijver. In mijn ogen een stokoude dame, net zoals mevrouw de directrice. Ik kies een plek, helemaal achteraan in de klas bij de venster _ vanwaar ik goed de duiven en het kasteel kan zien _ en helemaal alleen. Charis is apetrots dat ze vooraan een plekje heeft versierd en trekt daarbij een tuitmondje. Bart die achter haar zit, kijkt naar mij, net op het ogenblik dat ik haar naboots. Hij heeft het ook gezien en imiteert haar een beetje overdreven alsof ze een eend is. Nico die naast haar zit, houdt zich serieus. Ferre die naast Bart zit, doet het bijna in zijn broek. We mogen onze nieuwe spulletjes in onze lessenaar steken. Een organisatie die mij een groot deel van de dag bezighoudt, terwijl de juffrouw weet ik veel wat staat te vertellen. Ik heb een grote doos potloden in alle kleuren, dikke viltstiften in de vorm van muizen, een doosje waterverf enzovoort. De juf geeft ons ook nog een stapel schriften en boeken, een grote groene pen en een doos met gekleurde staafjes. Daarmee gaat ze ons leren rekenen, denkt ze ...

 

Irishof, 1981

23. Haast en spoed is zelden goed

Als het eerste verhaaltje van An en Piet is voorgelezen, schrijft de juffrouw de letter a op het bord. Het krijt maakt een vreselijk geluid. Ze likt eraan en schrijft de letter nog een paar keer. Dan toont ze ons hoe we een vulling in onze nieuwe pen moeten steken. En hoe we voorzichtig eerst even in het buisje moeten knijpen boven een roze velletje vloeipapier. Bij sommigen wordt het een knoeiboel. Bij mij niet. Ik ben altijd heel netjes en maak mij zelden vuil. We nemen ons kleinste schriftje, waarop smalle lijntjes staan en doen haar zo goed mogelijk na. "Doe rustig", zegt ze, "Haast en spoed is zelden goed". Dat lijkt mij een zeer verstandige uitspraak van haar. Daar zal ik mij de rest van mijn leven aan houden! De rest van de klas is al lang klaar wanneer ik nog altijd aan 't schrijven ben. Ik word er heel goed in en wanneer ik binnen enkele maanden alle lettertjes ken, zal ik mijn eerste gedichtje schrijven. Traag, maar zeker. Op de achterkant van 't bord, kleven magneten met de personages uit de verhaaltjes. Die zal ik nog heel vaak van heel dichtbij kunnen zien als ik daar voor straf moet gaan staan. Er zijn ergere straffen, want ik speel er graag mee. Af en toe duikelt er eentje op de grond terwijl de les bezig is. De andere strafhoek is niet zo leuk, maar die is gewoonlijk al bezet door Bart of Ingo. Op een dag moeten we een tekening maken van een boerderij die we bezocht hebben. De boerderij zelf lukt aardig, maar ik heb al minstens zes keer geprobeerd om een koe, een geit, een schaap ... te tekenen en telkens weer weggegomd. Tot ik de oplossing heb gevonden. Onze juffrouw komt de tekening ophalen en vraagt: "Awel Vicky, waar zijn de dieren?", waarop ik vol zelfvertrouwen antwoord: "Die staan op stal"!

 

Irishof, 1981

24. Turnles

We krijgen turnles van juf Rosy in het kasteel. Het is een jonge en plezante juffrouw, maar ze heeft een stem als een klok en ze houdt de touwtjes goed in handen. De kleedkamer is zowel voor jongens als voor meisjes, enkel van elkaar afgeschermd door kastjes. De juf zegt ons dat we ook ons onderhemd moeten uitdoen. De Leo heeft dat niet zo goed verstaan en kleedt zich helemaal uit, tot groot jolijt van de rest van de klas. De meisjes moeten een maillot aan. We begeven ons naar de turnzaal, waar we op een rij gaan staan, van klein naar groot. Buik intrekken en schouders achteruit. Als we op de grond gaan zitten, prikken de splinters van de parket in onze poep. De juf wil beginnen met iets leuks; haasje over. Heel leuk voor wie dit kan, maar ik slaag er niet in. Zij die gebukt staan, maken zich zo klein mogelijk als ik mijn aanloop neem en worden alsnog omver geduwd. Ik zal er nooit iets van bakken. Terwijl de rest van de klas ernaar uitkijkt, is de turnles mijn ergste nachtmerrie. Zelfs reis rond de wereld kan mij niet bekoren. Van 't begin tot het einde van de les, wacht ik vol ongeduld op de bel die mij zal verlossen van deze foltering. Tijdens de speeltijd wordt er geknikkerd. Ik heb aan ons mama ook een zakje gevraagd. De Ronny daagt mij uit. Hij is veel ouder dan ik, maar ik ken hem van op de Nieuwe Wijk. Later wordt hij mijn buurjongen. We knikkeren in en rond de zandbak. Het is voor mij de eerste keer. Hij is er heel goed in en heeft geen medelijden wanneer ik de ene na de andere knikker aan hem verlies. Als ik er nog maar twee over heb, komt de Steve Wullaert mij gelukkig helpen. Hij weet er enkele terug te winnen, die ik de dag erna alweer kwijt ben. Knikkeren is ook niet aan mij besteed, besluit ik.

 

Irishof, 1982

25. Ruilen

Omdat ik te traag ben om tikkertje te spelen en te bang voor waaghalzerij, hou ik mij op de speelplaats met iets anders bezig. Rekkeren of hinkelen bijvoorbeeld. De springtouw kan er ook nog mee door en we zingen: "In spin de bocht gaat in, uit spuit de bocht gaat uit". Ondertussen ontwijken we de rode klevende bessen die de jongens uit de taxus plukken en in ons haar proberen te mikken. Ik breng stripverhalen mee van thuis en verhuur ze voor 5 frank per stuk. Ik hou nauwkeurig een lijst bij en zorg ervoor dat ik ze binnen de week terug heb. Loan is mijn beste vriendinnetje. Ze is leuk en grappig. Ze is bij de kleinsten van heel het eerste leerjaar, maar wel de meest dominante en de hoogste in rangorde binnen ons groepje. Boven mij zal ze niet staan, maar wel naast mij. Niet dat er iemand onder mij staat, want daar hou ik mij niet mee bezig. Als eerste slaagt zij erin om mij toegevingen te laten doen. Met mijn stalen willetje, heb ik tot nu toe immers altijd mijn eigen goesting gedaan en nooit iets tegen mijn zin. Na het middageten, wordt er vanalles geruild. Sommige kinderen krijgen geen snoep mee van thuis en ruilen hun Hello Kitty pennetje, hun goed ruikende gom of hun knikkers tegen een pakje centwafeltjes, een doosje cornflakes, kattentongen, enzovoort. Ik zou graag iets ruilen met Jennifer tegen haar Rubiks Kubus, want dat heb ik niet. Ze wil niet, en als er even niemand kijkt, neem ik die uit haar boekentas. Daar krijg ik al vlug spijt van en tijdens de volgende speeltijd, geef ik hem aan de directrice met de vermelding dat ik die op de speelplaats gevonden heb. Een leugentje dat toch een beetje mijn geweten kan sussen.

 

Irishof, 1982

26. Gekraakt

Ik zit nu in het tweede leerjaar bij juffrouw Massa. 's Maandags verdeelt zij enkele taken onder de leerlingen waarvoor we deze week verantwoordelijk zijn; het bord schoonmaken, papieren uitdelen, de kalender juist zetten, de juiste sjablonen plaatsen bij het weerbericht... en ik mag deze week de plantjes water geven. Ze vraagt me om een stukje uit een verhaal voor te lezen en is blij verrast met hoeveel intonatie ik dit voorbreng, terwijl er sommigen nog slechts hakkelend enkele klanken uitstoten. Blij met dit compliment, ben ik meteen nog meer gemotiveerd om mijn best te doen. Tijdens de speeltijd, komt er een meisje naar me toe die vijf jaar ouder is dan ik. Ze vraagt me of ik mee schooltje wil spelen. Zij is de juffrouw. Dat vind ik heel leuk. Elke speeltijd spreken we terug af. Na een tijdje, komen er echter ook straffen aan te pas. Ik moet dan ergens in een hoek gaan staan met mijn armen en mijn benen open en mag niet opgeven tot zij het zegt. Het wordt hoe langer hoe meer een spelletje van dominantie en voor mij is 't plezier er al lang af. Maar ja, ik heb het zelf zo ver laten komen en zij is veel ouder en nu ook dominanter dan ik. Waarschijnlijk bedoelt ze er niets kwaads mee en is het enkel om te spelen, maar binnen in mij, kraakt er iets. Mijn zelfvertrouwen en stalen willetje smelten weg als sneeuw voor de zon. Ik voel me klein en vernederd en ga er vanuit dat iedereen mij nu ziet zoals ik mij voel. Dat blijkt ook te kloppen, want mijn buurmeisje waarmee ik 's morgens op de schoolbus sta te wachten, begint het plots ook plezant te vinden om tegen mijn schenen te stampen. Daar zou tot voor kort niemand zich aan gewaagd hebben. Alsof er op mijn voorhoofd geschreven staat: "Ik ben een watje geworden". Het pesten houdt op wanneer ons mama erachter komt en naar school stapt. Het minderwaardigheidsgevoel zal ik echter nog vele jaren met mij meedragen, voornamelijk op school. Daar waar mijn nieuwe imago in stand wordt gehouden ... door mezelf!

 

Essenhout, 1983

27. De Plakker

"Marie! Ingrid en Vicky van Jacky van Annie van Paula van achter 't hoekske zijn er!", roept Delphine. "En ze vragen of wij nog grote houten knopen hebben van rond den oorlog. De Jacky heeft die nodig voor toneel om op ne frak te naaien!" De blinde vrouw verschijnt in 't winkeltje en zegt zonder aarzelen waar die liggen. Ongelooflijk. Alsof de tijd er heeft stilgestaan. Daar wordt niets weggegooid, want ge ziet, het kan nog van pas komen. En alles hebben ze: charcuterie, kaas _ zelfs vers gemalen, snoep, postuurtjes, speelgoed, garen, noem maar op. Het winkeltje staat stampvol. "Zeg, moete gij geen schoon lieke zingen voor ons, want het is oudjaar." Heel stil en verlegen begin ik te zingen: "Nieuwjaarke zoete, het varken heeft vier voeten, vier voeten en een staart, is dat dan geen centje waard? Ja ja dat is waar, ik wens u een gelukkig nieuwjaar." Ik mag snoepjes kiezen en ben dan toch blij dat ik gezongen heb, want ons mama doet niet aan snoep. Die geeft mij altijd gezonde snackjes. Ze bestelt nog wat en betaalt. Vertrekken kunnen we nog niet, want Delphine houdt het wisselgeld en de zegeltjes in haar hand tot ze al haar vragen heeft gesteld over toneel en over de familie. Het contact met haar klanten is haar minstens zo dierbaar als haar winkeltje zelf. De volgende keer heeft ons mama niet veel tijd en ga ik alleen boodschappen doen. Er staan wel zes vrouwen voor mij. Die zullen nog efkes moeten wachten, want als Delphine mij ziet binnenkomen, zegt ze:" Kom kinneke, zeg het eens, wa zal 't zijn voor u?" Wat hou ik van dat mens, Delphine van de Plakker.

 

Irishof, 1983

28. Schooien

We zitten in de refter aan lange tafels. Dina zet grote kannen lekkere mierzoete thee op tafel. Er is ook heerlijke peekessoep, waar we zoveel van mogen nemen als we willen. Tijdens 't eten, moeten we muisstil zijn. Dat is buiten de Pruym gerekend. Die wordt daar na vijf minuten al zenuwachtig van. Vandaag heeft hij weer wat nieuws in petto. Hij doet of hij moet overgeven en loopt al kokhalzend de deur uit, terwijl iedereen al lang in 't snuitje heeft dat hij weer ne show opvoert. Tenminste, daar gaan we al vanuit. Lachen natuurlijk! Tijdens de middagpauze doen we tikkerke kus. Helemaal niet erg dat ik de traagste ben nu, want als ik getikt word en den bak in vlieg, wordt er in ruil voor bevrijding gekust. De Chris kamt alvast zijn blonde haren, opdat de meisjes hem niet zouden negeren. Van 't lopen, krijg ik terug een hongerke. Samen met Cindy, ga ik stiekem even naar de keuken van 't kasteel, waar Jeanine een schnitsel en wat gebakken patatten in onze brooddoos doet. Smullen! Terug in de klas, lezen we beurtelings enkele zinnen uit een door meester Van Honsté zelfgeschreven verhaaltje. Die zijn altijd heel leuk. Het vorige ging over een koe die de eerste stoomtrein ziet passeren. Deze keer gaat het verhaal over weggelopen lettertjes. Na het lezen, is het plastische opvoeding. We naaien een vis of een boot op een lapje jute. Als 't af is, wordt het een zakje om mee te nemen op zeeklassen. Nieuwpoort wordt de bestemming van onze eerste schoolreis. Voor sommigen zelfs hun allereerste reis!

 

Essenhout, 1983-1984

29. Oud op Nieuw

Het vriest. In mijn kamertje staan de bloemekes op de ruiten. Ideaal weer om te knutselen. Zoals elk jaar, maak ik ook nu mijn nieuwjaarsbrieven zelf. Onze vokke _ mijn peter _ heeft mij immers gevraagd om dat te doen tot ik trouw. Voor elke brief, zal ik op mijn trouwdag nog eens 1000 frank bovenop mijn trouwkado krijgen en dat zal ik dus volhouden ook! Ik neem een wit blad, waar ik met tandenborstel en spatbord een kerstboom op schilder. Als 't droog is, kleef ik dat zorgvuldig op een dubbelgevouwen rood blad. Nog vlug een tekst verzinnen en klaar is kees. Vanavond vieren we Oud op Nieuw bij ons thuis. 't Is hier niet groot en alles wordt herschikt om een grote tafel te kunnen maken. Hiervoor worden schragen en plaktafels (om te behangen) gebruikt en die worden netjes afgewerkt met een grote rol tafelpapier. Ons mama is ondertussen al druk in de weer met haar ossestaartsoep. Ze kan koken als de beste. De familie langs vokkes zijde komt; mijn grootouders, vier groottantes en -nonkels en ons papa zijn twee nichten en neef met partners en kinderen. Als iedereen er is, is 't volle bak. Vollen bak ambiance ook, want er wordt elk jaar voor veel vertier gezorgd. Elk kind krijgt van iedereen een kadootje. Daar zijn we wel even zoet mee. Elke vrouw koopt een vrouwenkadootje en elke man een mannenkadootje. Ik mag rondgaan met een hoge hoed om lotjes te laten trekken. Er volgen ook nog foppakjes voor iedereen. Tussen elke gang van 't avondmaal, doen we een kwisronde. We moesten ons maar eens vervelen.... Twaalf uur. Het vuurwerk begint te knallen. Iedereen springt recht. Kippevelmoment! Na 't kussen en toasten op het nieuwe jaar, stap ik op een stoel om mijn nieuwjaarsbrief voor te lezen. Daarna speelt de Ludo accordeon en zingen we uit volle borst onze zelf geschreven limericks. Even later liggen we dan weer strijk als we proberen te raden welke spreekwoorden tante Jeanne uitbeeldt. Gaston Berghmans is er niks tegen. Er wordt nog doorgefeest tot in de vroege uurtjes. Weeral een feest om nooit meer te vergeten en later met veel heimwee aan terug te denken.

 

Nieuwe Wijk-Essenhout, 1980

30. Ik heb een huis met een tuintje gehuurd

Het is zondag en 't is weer heel gezellig in 't keukentje bij ons moeke en onze vokke. Als Dora en de Kluut weg zijn, heeft onze vokke alle tijd van de wereld om zich met mij bezig te houden. Ik ben nog maar vijf, maar hij heeft mij al vanalles geleerd. Hij vertelt me over de Guldensporenslag en over de provincies. Met een appel probeert hij mij breuken te leren, maar daar snap ik niks van. Rekenen doe ik niet graag. De notenbalk kan ik al vrij vlot lezen. Ik oefen Strangers in the night, Mie waar is mijn feestneus, er staat een paard in de gang enzovoort. Na een spelletje dammen, waarbij hij mij niet langer láát winnen, gaan we wandelen. We stappen langs de paddekes van de Nieuwe Wijk, steken de Akkerstraat over, de Abeeldreef door en gaan dan in de Platanendreef naar 't bruggeske en de grote berg. Ik loop keer op keer de berg op, en vlieg in onze vokke zijn armen wanneer ik juichend beneden kom. Hij heeft er dorst van gekregen en we wandelen naar de Volksvriend, bij de Ludo en Rosa. Onze vokke zet me op een hele hoge kruk aan den toog. Voor zichzelf bestelt hij een pintje. Voor mij een limonade, een nat worstje en nog een doosje Tic Tac. De Ludo geeft mij een stek kaarten om kaartenhuisjes mee te maken. Op de radio weerklinkt:" Ik heb een huis met een tuintje gehuurd. 't Was in een hele gezellige buurt...". "Goeiemiddag, Jeanneke, hoe gaat het ermee vandaag?". "Veul misére mé mijn kwaai been, manneke, veul pijn!". "Dan wens ik u veel beterschap. Wil je soms iemand de groetjes doen?". Ja, ik wil de groete doen on onze Jos, ons Maria, onzen Danny en onze Snoopy." "En welk liedje hoor je graag?"."Da van de purpere hei". "Speciaal voor Jeanneke, hier komt het...". Tegen de muur hangt een foto van een hele oude man. Ik herken hem van in ons moeke haar fotodoos; den ouwen Tajje. Hij is iets van ons, maar ik weet niet meer wat. Dat moet ik haar straks zeker nog een keer vragen. Als onze vokke zijn pintje leeg is, neemt hij me van mijn kruk en huppel ik aan zijn hand langs dezelfde weg terug naar ons moeke toe.

 

Nieuwe Wijk, 1980

31. Den ouwen Tajje

Huppelend en zingend, kom ik langs de koepel terug binnen:"Ik heb een huis met een tuintje gehuurd...". "Moeke, mag ik de foto's nog eens zien?" Ik zoek de foto's van den ouwen Tajje ertussenuit. "Wie is dat ook alweer?". "Awel, da's mijn grootvader, uw betovergrootvader, op zijnen honderdste verjaardag. En dat daar, da zijde gij. Gij waart toen nog maar één jaar oud en de jongste van heel de familie.". "Was da met carnaval?". "Neeje. Het zit zo; toen ik nog veel jonger was, zei ik tegen onze grootvader dat hij zeker honderd jaar zou worden. Ne leeftijd die in dieën tijd bekan niemand haalde. Ik heb er toen ook bij beloofd dat ik er dan persoonlijk voor zou zorgen dat hij door 't dorp zou mogen rijden met paard en koets. En dieë haalde dat toch zeker! Mijn belofte ben ik nagekomen, met de hulp van héél veel mensen. Vooral nonkel John heeft mij enorm goed geholpen, maar er werd een heel comité opgericht om een groot feest voor elkaar te krijgen. Er werd ook geld ingezameld om alles te bekostigen. De dag van zijn verjaardag, werd onze grootvader thuis opgehaald met paard en koets in de Akkerstraat, waar hij woonde. De familie en het gemeentebestuur stonden hem buiten op te wachten. Er waren ook paarden met wagens voor de familie, en er kwamen nog praalwagens uit carnavalverenigingen. De straten waren versierd met slingers en duizenden bloemen van crêpepapier. Daar hadden wij met de vrouwen dágen aan gewerkt. De stoet trok door heel 't dorp en íedereen stond op straat. 's Avonds werd er nog doorgefeest in de feesttent die in de Abeeldreef stond opgesteld. Het werd een feest waar de mensen nog altijd niet over zijn uitgepraat". "Moeke, als gij honderd jaar wordt, ga ik er voor zorgen da gij ook ne stoet krijgt, met paard en koets en een heel groot feest!".

Helaas, het mocht niet zijn. Op 26 maart 2012 hebben we afscheid moeten nemen van haar. Ze was 79. Ze zou het nochtans zó hard verdiend hebben, want ik ken echt niemand die zich zo hard inzette voor haar familie en buren als zij. De foto van mijn betovergrootvader, heeft nog tot een paar jaar geleden in de Volksvriend gehangen. Hij had het eens moeten weten...

 

Nieuwe wijk, 1984

32. Carnaval in de keuken

Ons moeke zit in de koepel en doet wat verstelwerk. Eerst stopt ze onze vokke zijn kapotte wollen sokken en trapt daarna haar oude naaimachine in gang om een rok te verkorten. Zo dadelijk krijgt ze bezoek van haar nichten, de gezusters Verresen: Maria, Paula, Sonia en Annie. Sonia woont ook op de Wijk, in haar ouderlijk huis. Dat deelde ze vroeger met haar ouders en wel negen broers en zussen. Omdat ons moeke en tante Paula nog heel jong waren toen hun moeder stierf, stond ook voor hen altijd de deur open. Die hebben ze bij hun tante Trien dan ook plátgelopen. Ons moeke woont ook in haar ouderlijk huis, sinds ze drie was. Ze is niet van plan om ooit te verhuizen. "Wie woont op de Nieuwe Wijk, heeft geen cent te verbeuren, maar is de hemel te rijk", zegt ze wel eens. Als ze klaar is met haar werk, zet ons moeke de fluitketel op het gasvuur. Ze maalt koffiebonen met een elektrisch molentje dat een hels lawaai maakt, gevolgd door het gefluit van de ketel. Vervolgens vult ze haar thermos met heerlijk ruikende koffie en zet nog wat koekjes en pralines klaar. Ze is nog maar net klaar met haar werk, wanneer haar nichten langs de achterdeur binnenkomen. Sonia groet mij zoals gewoonlijk met:" Dag beste soeter", gevolgd door een kneepje in mijn kaak. Het gekwebbel begint. Ze halen herinneringen op en lachen zich een kriek. Die vijf vrouwen samen, zijn echt knéttergek! "Wette da nog, toen da we carnaval gingen vieren en geen geld hadden veur een kostuum?". "Ja Annie, toen hedde gij nog ne karstboam kapotgeknipt en oep lakens genaaid. Dan waren we wandelende karstbomen". " En 't jaar deroep dan, toen hemmek in 't genipt onze va zijn zondags kostuum geschoept. Ik had een oembakkes oep en wier van hiel den avond ni herkend. Toen dak er ien ging halen om te dansen, probeerde die mij zelfs nog te versieren. Toen dak onze va tegen kwam, zat et ertegen. Dieë had zijn kostuum herkend."." Ik zen zoe nog is incognito gewest. Om twaalf uur zou ik mijn oembakkes afdoen. Zoe gezegd zoe gedaan, mor ik had er nog ien onderaan!". Tranen met tuiten, lachen we. Carnaval was dan ook hun favoriete feest van 't jaar en blijkbaar niet van hen alleen, want heel 't dorp liep toen verkleed rond. 's Anderendaags zijn mijn buikspieren stijf van 't lachen.

 

Marktplein, 1987

33. Den Biz

We worden alweer door de politie uit de speeltuin gezet wegens te oud. De maximumleeftijd is twaalf jaar. We kuieren dan maar wat rond in 't dorp en dromen over een jongerenplein van twaalf tot zestien jaar waar we zouden kunnen voetballen, basketten, pingpongen, fitnessen, schuilen in huisjes, luieren in hangmatten, enzovoort. De hoop laait op, wanneer we op 't marktplein zien dat het nieuw gebouwde jeugdcentrum zijn deuren voor 't eerst heeft geopend. De jeugddienst en gezinsdienst krijgen hier een eigen plekje. Ook de doppers kunnen hier terecht voor hun stempel. Dat moeten we eens gaan inspecteren. Eens benieuwd wat daar te zien is. Jeugdconsulente Chrisje onthaalt ons supervriendelijk. Behalve wat gezelschapsspelletjes en kranten, tijdschriften en folders die we mogen inkijken, valt er echter voor ons niets te beleven. Het lijkt ook niet echt de bedoeling te zijn dat we ons hier elke dag gaan settelen. Dan maar even langs de Puntzak bij Jef en Marie in 't Essenhout en daarna weer naar buiten, den dool op. Enkele weken later, ziet ons moeke een artikel in 't Aankondigingsblad over een filmvertoning in den Biz. Ze spelen Rainman. Daar willen we ook wel bij zijn. Den Dave _ mijn eerste vriendje _ en de Koen, komen mij thuis ophalen. Samen met de rest van ons groepje, zetten we ons op de achterste rij. Een mevrouw die ik ken als de mama van Ina, geeft een inleiding over autisme, het onderwerp van de film. Als zij eindelijk uitgepraat is, kan de film beginnen. Even later wordt de film onderbroken voor alweer een uitleg over autisme. Wanneer de film voor de tweede keer onderbroken wordt, hebben we door dat het geen spek voor onze bek is. Dit is geen ontspannend filmavondje, maar een informatieavond voor mensen die geconfronteerd worden met autisme. We hebben er genoeg van en houden het voor bekeken. Wel een beetje zonde om nu al naar huis te gaan, voor die keer dat we eens wat later thuis mogen komen. We hangen nog wat rond op 't marktplein en willen daar die nieuwe appartementen wel eens gaan bekijken die ze aan 't bouwen zijn op "ons bos". Beetje eng wel, niks voor mij. Gelukkig laten mijn vrienden alles heel en nemen ze niks mee, maar ik maak mij daar toch zo snel mogelijk uit de voeten vooraleer ze ons zouden betrappen. Ik ben stipt op de minuut op tijd thuis. Ons mama vraagt:" En, was het een goeie film?". "Jaja", lieg ik, "het was de moeite.".

 

Essenhout, 1988

34. Triiiiing

De deurbel doet haar werk weer. Hoeveel volk er vandaag al is langsgeweest, kan ik niet meer bijhouden; 't schaap, Nathalie, Petra en de Fonte, de Willy, de Serge.... Ons mama krijgt er stillekesaan genoeg van en zegt:" De eerstvolgende die voor u komt bellen, krijgt een emmer water over zijn jup. Hij staat al klaar!". Haar woorden zijn nog niet koud, of de bel gaat. Ik ben benieuwd wie het is, maar wacht nog efkes met opendoen tot ons mama de emmer in haar handen heeft. En ja zenne, ik heb bezoek! Wij lachen ons een kriek als we zien hoe het slachtoffer, Marc Starckx, staat uit te lekken voor de deur. Hij staat perplex, maar hij heeft één chance; ons mama slaagt er nooit in om écht kwaad te zijn. Integendeel, ze heeft er plezier van. De Marc trouwens ook. Dieë lacht groen voor hij blauw uitslaat. Het is al laat, als we alweer de deurbel horen. Het is een onbekende vrouw. Ze vraagt of ze misschien het salon zou mogen hebben dat voor onze deur klaar staat voor pot en pan. Om verder af te spreken, wordt ze binnengevraagd en ze geraken aan de klap. Uit haar verhalen blijkt, dat de vrouw een tragisch verleden heeft en dat het er met de jaren niet op gebeterd is. Ons mama heeft met haar te doen en geeft haar een tas thee en een potje yoghurt. Dat eet ze met heel veel smaak op _ voor 't eerst in haar leven. 's Anderendaags staat ze terug aan de deur. Ze heeft ons niet veel te bieden, maar wil zo graag haar dankbaarheid tonen en heeft daarom als geschenk een dwergpapegaai bij, recht uit het nest. Die kweekt ze zelf. Ik noem hem Pieteke. Altijd als ik thuis ben, mag hij vrij. Hij is al vlug aan mij gehecht en ik krijg hem zelfs zo tam, dat hij zijn kakske gaat doen op zijn kot. Als ik op de zetel in slaap dommel, ligt hij met gespreide vleugels in mijn hals en geeft mij tussendoor kusjes. We zijn onafscheidelijk. Tot we in '93 een weekend naar de Ardennen gaan met de familie Van der Stighelen. Plots overvalt me daar zonder enige aanleiding het nare voorgevoel dat er iets aan de hand is met mijn vogeltje. Die is bij ons moeke en onze vokke. Zondagavond komen we terug in Kapellen. Het eerste wat ik doe, is naar de Wijk lopen om mijn kameraadje te gaan halen. Helaas, die is de avond ervoor overleden.

 

Essenhout, 1989

35. De Lou

Het is woensdagnamiddag. Het wordt wat fris om buiten op een bankje te gaan zitten. In 't café mogen we nog niet binnen. Ki-Yo en ik gaan dan maar naar de Lou's place. Bij 't binnenkomen, bestellen we een Vittel en een martino. Een straffe vraag ik hier niet meer, heb ik geleerd van de vorige keer. Als iemand ne straffe martino bestelt, gaan er lichtjes fonkelen in de Louis zijn ogen en leeft hij zich helemaal uit. De eerste reactie om het vuur door te spoelen, maakt het alleen maar erger. Er zit wel meer jeugd; de broers Commissaris _ dat zijn de zonen van de Louis, de broers Leathsford, de Mathijsen, den De Vos.... Verder passeert er altijd nog wel iemand die we kennen. De Louis vindt het niet erg dat we er onze voeten komen warmen, maar we moeten het er niet uithangen. Hij doet geen brave vlieg kwaad, maar heeft best een streng opzicht. Niemand van ons haalt het in zijn hoofd om er tegenin te gaan als hij al eens uit zijn krammen schiet. Dat is dan ook niet vaak nodig. De jongens spelen op de geldkast en wij op de flipperkast. Dat gaat me goed af. Om zes uur moet ik thuis zijn. Ons mama en papa zijn er nog niet. Er ligt een briefje op de keukentafel, naast een pakje Sigaretten. Daarop staat: Dit pakje sigaretten kost je twee weken huisarrest. Miljaar! En ik heb morgen na school terug afgesproken. Donderdag ga ik na school braafjes naar huis, maar na een half uur, begint het al te kriebelen. Ik neem mijn fiets en rijd naar de Lou. Eventjes maar, een uurtje. Terug thuisgekomen, bel ik naar ons mama om te vragen of zij soms gebeld heeft. Ik heb namelijk telefoon gemist toen ik op 't toilet zat. Vrijdag heb ik telefoon gemist toen ik heel geconcentreerd zat te blokken, zaterdag toen ik in slaap gedommeld was, zondag ...

 

Irishof, 1986

36. Kerstfeest in de klas

Gita is nog even bij haar vriendje Leslie en komt mij zo meteen halen. Ik heb tegen morgen nog een pakje nodig voor 't Kerstfeestje in de klas. Ze heeft me voorgesteld om samen met haar iets te gaan kiezen in de gazettenwinkel van haar nonkel en tante, bij Piet gazet in 't Essenhout. Het wordt een pennenhouder. Rina is er wel even zoet mee om het onhandige ding in te pakken. 's Anderendaags doen we met een groepje nog vlug generale repetitie in 't hoekje van de boekentassenboxen. Ik regisseer namelijk een verkorte versie van het toneelstuk "d'erin d'eruit". Dat zullen we straks voorbrengen in de klas. O ja, ik mag ook niet vergeten om nog even de vragen te overlopen van de kwis die ik heb gemaakt. Zou het niet te moeilijk zijn, of juist te gemakkelijk? Met al die bollebozen in de klas, weet je nooit. Er zijn er bij die na élke vraag van juf Cornelissens hun hand opsteken. Het wordt best gezellig. De pakjes worden uitgewisseld en ik krijg een mooie noteblok/briefpapier met op elk blad een paard als achtergrond. Mijn pennenvriendin Kathleen, die in Leuven woont, zal als eerste zo'n briefje ontvangen. Onze juf is heel creatief en heeft de klas weer mooi versierd. Met Sinterklaas, maakten we met de hele klas samen, een peperkoeken huis. Onlangs hebben we leuke figuurtjes gemaakt in zoutdeeg. Zelf wandelt ze zo sierlijk als een ballerina door de klas. De kwis verloopt goed. Het toneeltje kan ik niet goed inschatten. Lachen ze nu omdat het leuk is of omdat het belachelijk is? Doet er niet toe, de sfeer zit goed. Vandaag mag er ook wat gesnoept en gedronken worden, op de laatste schooldag van '86. Morgen begint de Kerstvakantie. Eindelijk!

 

Irishof, 1986-1987

37. Snobs

Er is weer een nieuwe rage aan 't opkomen. Elke dag is er wel iemand anders die met een jas naar school komt die al door heel veel anderen gedragen wordt, een Millet. Bij sommigen is de jas bijna groter dan het kind. Het lijken precies een stel opgeblazen kikkers. Daarbij horen ook Docksides of All Star-schoenen, Burlingtonsokken niet te vergeten en een broek/trui/hemd/t-shirt van Chippie, O'Neill, La Coste, Chevignon, El Charro.... En ik, ik draag meestal mijn favoriete trui met een palmboom erop. Mijn groottante heeft die zelf gebreid en ik was er nog heel blij mee ook. Alleen voel ik mij nu nog meer de vreemde eend in de bijt. Thuis zijn ze van die nieuwe trend nog niet op de hoogte en ik zeg er ook niets van. Mode interesseert mij trouwens niet. Het komt ook niet in me op om nog maar te proberen van bij "de groep" te horen. Ik heb zo mijn eigen klikje. Op de speelplaats, trek ik vooral op met Cindy, Sandra en Peggy. Bij hen, mag ik van mezelf, mezelf zijn. Eens deze trend is gezet, blijft deze nog jaren naslepen. Als ik in 't eerste middelbaar zit, hoor ik iemand _ hardop nog wel _ zeggen: "Zie die twee meisjes daar; ze hebben allebei een antiekwinkel thuis. Rara, de welke zou het beste draaien?"! Het raakt me enorm dat dit uit de mond komt van iemand die hier nota bene net als ik al sinds de eerste kleuterklas op school zit. Iemand die wel af en toe met mij praat, maar enkel wanneer niemand het ziet. Op een dag, ga ik met ons mama naar het outletwinkeltje van den Adam zijn ma, in de Engelselei. Ze verkoopt er ook merkkledij. Hoewel ik niet wil toegeven aan de grillen van die snobs, schaf ik me daar toch een aantal truien aan, waarvan eentje van Chevignon. Alleen omdat ik ze toevallig mooi vind, niet om erbij te horen. Mijn imago is toch al gemaakt. Later zal ik beseffen, dat niet ik het schaapje was in de kudde.

 

Park, 1990

38. Het park

"Passen laten zien, alstublieft". Allé hup, 't is weer van da. Elke dag hetzelfde liedje. Die moeten nu ondertussen toch al die namen vanbuiten kennen. Hebben die nu echt niks anders te doen? We doen toch niks verkeerd? "En ga op die bank zitten zoals het hoort". "Helaba, afstappen jullie, ge moogt hier niet fietsen". Al slippend stoppen er een paar gehoorzaam hun fiets, terwijl er langs de andere kant iemand op een crossmoto komt aangescheurd. Dieë heeft het aan zijn pan! Het park zit bomvol jongeren. Kinderen zien we hier bijna niet, op een bompa na die het volhoudt om elke dag naar de speeltuin te komen met zijn kleindochtertje. Elke dag ook, probeert hij iedereen uit de speeltuin te jagen, maar krijgt altijd wel van iemand (van mij natuurlijk niet) een antwoord terug: "Ouwe, bol het eens af als 't u ni aanstaat!". Zó erg, maar ja, waar moeten wij nog naartoe. Overal worden we weggejaagd, enkel en alleen omdat we "hangjongeren" zijn; te oud voor de speeltuin, te jong voor de kroeg. Ons papa las onlangs zelfs een artikel in de gazet: "Bendevorming in 't park van Kapellen". Ik krijg parkverbod van thuis, maar ik kan toch moeilijk in mijn eentje naar ergens anders gaan, terwijl de rest van Kapellen in 't park zit? Dan maar weer stiekem. 't Is daar altijd keiplezant en zelf doe ik niks verkeerd. Ja, er zijn er natuurlijk altijd bij die den aap uithangen en dan heeft voor de buitenwereld iedereen het gedaan. Mijn nieuwe vriendje vindt het daar niet zo tof. Die Johnny's en Marina's zijn zijne slag zo niet. Ik denk niet zo in hokjes. Of iemand nu een kostuum draagt of een broek met gaten, dat maakt mij allemaal niets uit. Iedereen gelijk. Omdat dit ons enige discussiepunt is en we heel goed overeenkomen, blijven Erik en ik drie jaar een koppel, maar we trekken vanaf nu bijna enkel op met zijn vrienden. Mijn ouders kunnen terug een paar jaar rustig ademhalen.

 

Irishof-Brussel, 1993

39. De Marollen

De bus staat klaar aan 't Irishof om op uitstap te gaan. We rijden naar Brussel en bezoeken daar onder andere het parlement en de Leeuw van Waterloo. Vervolgens staan de Marollen op de planning. Terwijl we daar naartoe rijden, wordt ons door de leerkracht op het hart gedrukt dat we daar een beetje moeten uitkijken. We moeten goed in groep blijven, voor ons kijken en vooral niet ingaan op provocaties. Zo gezegd, zo gedaan. Sarah en ik wandelen achteraan, praten wat tegen elkaar en kijken daar op straat niemand in de ogen. Opeens worden we gevolgd door twee allochtone jongens. We gaan er niet op in, tot een van de twee met zijn handen aan mijn lijf begint te prutsen. Ik vraag hem rustig in 't Frans om ermee op te houden en mij met rust te laten. Wanneer hij echter alweer met zijn handen aan mijn billen en borsten zit, schiet ik in een Franse colère en mep ik met mijn kaft op zijn hoofd. Ik roep hen toe dat ze een schande zijn voor hun volk en dat het door krapuul is als zij, dat ik steeds opnieuw in discussie moet gaan met racistische mensen. En dat die nog een punt hebben ook, want het is uitschot als zij, die racisme voeden. Zijzelf stigmatiseren iedereen met een andere huidskleur. J'en ai marre! Binnen de kortste keren, worden zij vergezeld door tientallen buurtbewoners. Remco en Koen horen het tumult en gaan voor mij in de verdediging. Er wordt wat geduwd en getrokken en wanneer meneer Savat naar ons toe komt om te zien wat er aan de hand is, wordt hij met bruut geweld op de grond gesmeten. Gelukkig passeert er een wagen met iets oudere allochtonen, die de anderen op hun plaats zetten en hen commanderen om ons met rust te laten. De bende heeft duidelijk ontzag voor hen en ze kramen op. In sneltempo, gaan we terug naar de bus en rijden terug richting Kapellen. We zijn helemaal van ons melk door het voorval, maar besluiten dat ze van ons geen racisten zullen maken!

 

Irishof, 1987

40. Carnavalbal

Voor het zesde leerjaar, wordt er een carnavalbal georganiseerd in de refter. Ik schiet in een lichte paniek als ons moeke zegt dat ze via den Trois Suisses een clownkostuum besteld heeft voor mij. De meisjes hebben immers afgesproken om als punksters te gaan en ik wil niet weer uit de toon vallen. Vooral niet met zoiets opzichtig. Gelukkig zal het kostuum pas na 't weekend aankomen en dan is 't bal al voorbij, want ik zou het niet over mijn hart krijgen om tegen ons moeke te zeggen dat ik dat eigenlijk niet wil. Ik heb er geen flauw benul van wat ik ga aan doen, maar Gita komt me gelukkig helpen aankleden. Zo kan ik in gepaste outfit mee gaan feesten. Het is de kunst, om zoveel mogelijk op Madonna te lijken. Het bal begint met een free podium. Het optreden van de Marc en den Tom is hilarisch! Gekleed in een dameslegging, playbacken ze een liedje van Mel en Kim. Na 't free podium, komt er een d.j. plaatjes draaien. Het is iemand uit het middelbaar, Erik Baltazar alias d.j. Balt. Hij doet dat heel goed, maar veel dansen zit er niet in. Een beetje onwennig, staan we wat van links naar rechts te wiegelen en verlegen te giechelen. Ik lijk wel een stijve plank, maar ben niet de enige. Het valt me op dat sommige meisjes al een b.h. dragen. Daar kan ik nog niets mee doen. Ik ben nog van de PVV _ plat van voor. Hier en daar, wordt er een koppeltje gevormd. Zelf durf ik nog maar amper een jongen aan te kijken, laat staan het aanvragen. Dat doen ze tegenwoordig door op iemands voet te trappen. Een tikje tegen de hielen, betekent dat het terug af is. Dan hebben ze nadien LDVD, oftewel liefdesverdriet. Daar blijf ik nog een jaartje van gespaard.

 

Marktplein, 1992

41. Harriknoeft

Mijn vriendje Erik doet vakantiewerk. Dat is de ideale gelegenheid om mijn oude vrienden nog eens op te zoeken. Die zitten tegenwoordig in 't jeugdhuis, Harriknoeft genaamd. Het is gevestigd in jeugdcentrum Den Biz. Ik word meteen heel hartelijk ontvangen, alsof ik nooit ben weggeweest. Den Ed geeft het me wel op mijn brood dat ik veel vaker naar mijn vrienden moet komen, maar deze commentaar beschouw ik als een compliment. Ik werd gemist! Het is er een zotte bende. Een zootje ongeregeld bij elkaar. Ik ken er bijna iedereen; de scheet, den Apache, de Nest, de Rambo, de Spruyten, den Elseviers, Gita, Kim en nog tientallen anderen. Op een dag, komt Babs in paniek binnengelopen: "Help, ze hebben den Tom, den Donath en de Nest in elkaar geslagen!". Den Ed neemt nog vlug een baseballbat mee van achter den toog en stormt net als de rest van de bende naar buiten. Het gebeuren speelt zich af in 't steegje, achter de appartementen van 't marktplein. De getroffen jongens hangen vol bloed en reageren niet. Den Ed gaat aanbellen bij de buren en vraagt om een ambulance te bellen. Wanneer dat aan de oren komt van de slachtoffers, kunnen die hun lach niet meer inhouden. Ze komen recht en geven toe dat het allemaal opgezet spel was. Een grapje met ketchup. Den Ed vindt het allemaal niet zo grappig en slaat van colère zijn baseballbat in frennen vaneen.

 

Essenhout-Akkerstraat, 1993

42. Verhuizen

Ons papa is weg om ergens een kast te gaan kopen. Hij komt al lachend terug. Ons mama en ik vragen hem wat er zo grappig is. Hij vertelt dat hij niet alleen een kast heeft gekocht bij die mensen, maar dat hij gelijk een optie heeft genomen op het huis. "Wat?!" Mijn wereld stort in. Ik wil hier niet weg. Hier voel ik me thuis. 't Is hier niet groot en heel simpel _ de familie noemt het wel eens het peperkoeken huizeke _ maar hier ruik ik zoals ze zeggen mijne stal. Mijn kamertje is mijn heiligdom en vanuit mijn venster heb ik een panoramisch uitzicht. Misschien niet meteen het mooiste zicht, maar wel het zicht over de buurt waar ik opgroeide. Mijn uitzicht. "Gene paniek", zegt ons papa, "'t is hier maar achter den hoek, in de Akkerstraat.". Mij kan het niet schelen waar het is en hoe het eruit ziet. Ik wil blijven. De koop gaat door en op een dag, ga ik mee om het huis te bezichtigen. Hoewel het veel mooier is dan waar we nu wonen, keur ik bijna alles af. Vooral mijn nieuwe kamer. Ze is kleiner en heeft een hele hoge venster. Helemaal geen uitzicht meer dus. Enkel de tuin; dat zou belachelijk zijn om die ook af te keuren. Die is groot en mooi en er staat een prachtige grote treurwilg in. Ook deze tuin grenst aan de certifitudewegen waar we als kind speelden. Het poortje is net daar, waar je maar een kleine dertig centimeter ruimte had om naast de beek te gaan. 't Was dat of erover springen. Zelf heb ik me daar nooit aan gewaagd, maar verder zijn zowat al mijn vrienden daar wel eens een keer ingesukkeld. Er werden ook salamanders gevangen en ooit zelfs baarsjes. De beek was de grens tussen het maïsveld achter de Nieuwe Wijk en het grasveld en bos aan de kant van de Wilgenstraat. Ze is weg nu. Er staan een paar wilgen, waarachter we ons vaak verschuilden tijdens polis en dief... of waar we onze eerste liefdes kusten. Tijdens de paasvakantie, verhuizen we. Er wordt verwacht dat ik meehelp, maar ik heb het net ontzettend druk voor school. Op mijn typemachine, maak ik voor mijn geschiedenislerares, mevrouw Delbaere-Du Pont, een meer dan zestig bladzijden lang eindwerk over het conflict tussen de Joden en de Palestijnen, van 3000 v.C. tot nu. Een hele boterham en het moet echt af, want binnen enkele weken, moet ik mijn examens beginnen voorbereiden. Regelmatig moet ik een blad opnieuw typen wegens te veel fouten. Typex probeer ik te vermijden, want ik hou van netheid. Gelukkig biedt het me voldoende werk om mijn zinnen wat te verzetten, want ik ben er echt niet goed van. Ik mis míjn thuis!

 

19 november 2015

43. Veertig

Ik groeide op in een heel warm nest met ouders en grootouders om u tegen te zeggen, in een buurt waar ik bijna iedereen ken. Sommige van mijn vrienden, ken ik letterlijk van in de wieg. De meeste andere vrienden al sinds mijn tienerjaren. Het lijkt wel familie. Vanavond rond 20u, word ik veertig jaar. Tijd voor bezinning. Ik probeer mij het moment voor de geest te halen dat ik mijn jeugd achter mij heb gelaten en kan alleen maar concluderen dat dat eigenlijk nooit is gebeurd. Ik weiger dat halsstarrig. Wordt het dan niet stilaan tijd, vraag ik mij af? In '93 werd ik 18, in '96 werd ik 21, in '97 ben ik getrouwd, in '99 werd ik voor 't eerst moeder en in 2001 voor de tweede maal. Toch bleef het gevoel van volwassenheid weg. Verantwoordelijkheid, dat wel (meestal), maar mijn jeugd heb ik nooit losgelaten. Ik ben dan ook een levensgenieter in hart en nieren. Toegegeven; de maandagen van vandaag zijn even zwaar als de zondagen van twintig jaar geleden, maar toch is elk weekend een feest. Elke nieuwe dag is een geschenk en ook elke dag nog, sta ik er even bij stil en ben ik dankbaar voor alles wat ik heb. Voor alles; mijn land, mijn dorp, mijn huis, mijn warm bad elke ochtend, mijn gezin, mijn familie, mijn vrienden.... Zelfs voor de minder goeie momenten in mijn leven, die mij alleen maar sterker hebben gemaakt. Carpe Diem et Carpe Noctem - pluk de dag en pluk de nacht, draag ik hoog in het vaandel. Mijn persoonlijke motto luidt:" Before I grow old, I go in regression" - voor ik oud word, ga ik in regressie: terug naar een vroegere levensfase. Wie weet, ga ik mijn betovergrootvader achterna en word ik nog een ouw méke van honderd, maar: Haast en spoed is zelden goed! Bedankt aan allen die mee mijn geschiedenis schreven/schrijven en die mijn leven zo mooi maakten. Schol, Kapellen xxx

 

Park, 1990

44. Prins op het witte paard

Om zes uur loopt mijn wekker af. Ik heb eigenlijk nog tijd zat, maar het duurt een tijdje om wakker te worden. Bovendien, kom ik niet buiten voor mijn haar in de plooi ligt. Zelfs voor ik naar de kapper ga, wordt het gewassen en geföhnd. Je weet maar nooit wie je op die paar honderd meter tegen kan komen.... Ik neem dus uitgebreid een bad en maak mij klaar om te vertrekken. Heel vroeg al, want om kwart na zeven, pik ik Ki-Yo op aan de Reisduif. Het is vreselijk koud buiten, maar een muts is uit den boze. Dan ligt mijn haar terug in de war. Na meer dan vijf minuten wachten, roep ik Ki-Yo door de brievenbus. De mensen die aan de overkant op de bus staan te wachten, kijken daar al niet meer van op. Het is wekelijkse gewoonte. Recht uit haren tram, springt ze haar fiets op en rijden we samen naar 't park. We houden halte aan 't bankje naast de atletiekpiste. Daar spreken we elke ochtend af met Griet en Doménique, weer of geen weer. Zij wonen in Stabroek. Ah, daar komen ze al aangereden en er is deze keer nog iemand bij. Griet heeft duidelijk haar haren niet geföhnd, want haar krullen zijn letterlijk stijf bevroren. Ze heeft zelfs ijspengels onder haar neus hangen! Haar jeansvestje hangt nonchalant open met daaronder een rolkraagpull. Cooler kan niet, haha! Doménique stelt mij voor aan de jongen. Bob Plompen heet hij, ook uit Stabroek. Hij heeft halflang, bijna zwart haar en mooie blauwe ogen met lange, donkere wimpers. Hij draagt een rood bandanasjaaltje om zijn hals. Best knap! En lonken dat hij kan met die mooie kijkers! We praten nog wat, tot het tijd is om naar school te vertrekken. Ki-Yo, Griet, Doménique en ik, rijden richting Irishof. Bob rijdt richting Rito. Wat ik niet besef, is dat ik net mijn prins op het witte paard heb ontmoet. De jongen, die binnen zeven jaar, mijn man zal worden ...

 

Heide, 1991

45. Mijlpaal

Een jaargenoot deelt strooibriefjes uit. Het is een aankondiging voor zijn fuif. Iedereen krijgt er één, ook ik. Ik heb nog nooit gefuifd met klasgenoten. Dat doe ik liever met mijn vrienden uit de wijk, maar ik besluit toch te gaan. Ki-Yo en ik worden afgezet aan een chique villa. De fuif is te doen in hun vierdubbele garage. Als we binnenkomen, zie ik een paar mensen fezelend mijn richting uitkijken. Waarschijnlijk verbaasd om mij te zien. Dat maakt me weer een stukje onzeker. Er is een podium gemaakt en tegen de kant liggen wat matrassen om te relaxen. De bakken bier staan torenhoog opgestapeld. Ik drink mezelf wat moed in en dat blijkt al vlug te helpen. De schroom valt weg. Den Donath en de Clavie komen het podium op en geven een new wave-optreden. Ze zijn geschminkt en gekleed als The Cure. Zo hebben ze zich deze namiddag ook al op school vertoond. Het is een keitof feestje en iedereen spreekt tegen mij. Het lijkt alsof ze mij plots allemaal bewonderen voor 't feit dat ik ook een plezante losbol kan zijn. Ik dans zelfs honderduit, tot mijn benen beginnen te knikken en mijn avondmaal eruit komt. De Robin neemt mij even mee naar buiten om te bekomen. Daarna kan ik weer voortfeesten tot Sonia en ons mama ons 's nachts terug komen oppikken. "Hoe ziede gij eruit?", vraagt ons mama, waarna ik vlak voor haar voeten overgeef, terwijl er naast ons ene met een joint in zijn mond uit de boskes komt gesprongen. Voor we terug in Kapellen zijn, moet ik nog een paar keer uitstappen. Sonia giert het uit. 's Maandags op school, spreekt iedereen mij aan. Dit ben ik niet gewoon, maar ik voel me al een stuk groter. Ik bloei helemaal open en ben officieel seut af. Gewoon omdat ik het zelf voor één avondje eventjes vergeten was. Gewoon omdat ik voor één keer mijn binnenkant langs buiten durfde te tonen. Gewoon omdat ik zélf mijn cocon doorbroken heb. Dit moet beslist één van de grootste mijlpalen zijn uit mijn leven en een belangrijke levensles!

 

Irishof, 1985-1986

46. Frankenstein

De klas van mevrouw Bousson is leuk. We zitten in groepjes, in plaats van allemaal achter elkaar. Ik deel een tafel met Tom, Jasmina, Petra, Jurgen en Danny. We treiteren elkaar graag, maar we komen goed overeen. Zelfs tijdens de pauze, blijven we soms bij onze juf in de klas zitten. Daar voel ik mij meestal meer op mijn gemak dan op de speelplaats. Dit jaar, zullen we op schoolreis gaan naar Chevron. We maken ook een daguitstap naar Antwerpen, waar we de Vlaaikensgang, het putteke van Quinten Metsijs, de kathedraal en het stadhuis bezoeken. In het stadhuis, is er een huwelijk aan de gang van een koppel van de Poesje van Sint Andries. Burgemeester Cools nodigt Petra en mij uit om even iets te komen drinken op de receptie van het huwelijk, in de prachtige trouwzaal. Er zijn nog een paar heel bekende figuren van het poesjenellentheater uitgenodigd, die we even mogen vasthouden; namelijk Nele en de Neus. We krijgen dit jaar enkele nieuwe vakken. Frans vind ik alvast heel leuk en ik oefen tijdens de nabewaking de tekstjes die we van buiten moeten leren: Roger! Oui maman. Allons debout! Mais je suis encore fatigué. Alors, lève tois! Oui maman, je m'élève. Voilà, mijn eerste tien is 's anderendaags binnen. Op één negen na, hou ik dit de rest van 't jaar vol. Een ander leuk vak is wereldoriëntatie. We leren er over het Greenpeaceschip Rainbow Warrior, over de komeet Halley, over de Harold of free Enterprise, over Live Aid.... Op een dag, gaat het over het weer. 't Is plezant aan onze tafel en we hebben de slappe lach. "Hebben jullie gehoord wat ik gezegd heb?". "Ja, juffrouw.". "Petra, geef me dan eens de twee eenheden van temperatuur", waarop Petra prompt antwoordt: "Celcius en Frankenstein"!

 

Den Barreel, 2015

47. Biljart

Speciaal op verzoek van Paula, een verhaaltje over mijn 40ste verjaardag.

Ik overslaap mij nooit, maar speciaal voor vandaag, heeft mijn wekker het mij toch gegund om niet af te lopen. Om tien voor acht, word ik pas wakker. Nadat ik boterhammen heb gesmeerd en de kids de deur uit zijn, neem ik uitgebreid een bad. Vandaag ga ik eens lekker niets doen. Rond half elf, wordt er op de venster geklopt. De Nand _ mijn vroegere overbuurman van 95, die nu in een serviceflat woont _ staat aan de deur met een mooi boeketje bloemen. Zo lief! We drinken een kopje koffie en praten wat bij, tot hij in 't Bruggeske moet gaan eten. Na de middag, brengt ons mama bloemen en krijg ik nog onverwacht bezoek van mijn vriendin Chantal, die mij trakteert op een fles champagne en een boekenbon. Beetje spannend, want ze is hoogzwanger en haar buik staat zo gespannen, dat het lijkt alsof elk moment haar water kan breken. 's Avonds trakteren mijn ouders op chinees, mijn lievelingskost. De dag erna, op vrijdag, neemt den Bob vrijaf. In de voormiddag, gaan we naar de Promenade. In de Standaard, ruil ik mijn kadobon in voor twee nieuwe boeken; het vervolg op de Millenniumtrilogie van Stieg Larsson en Bloedboek van Dimitri Verhulst. Zoon in Congo bestel ik. Dat is geschreven door Leen Van den Bergh, een nicht van ons mama. Daarna eten we nog een broodje bij La Maison de Paris en rijden we naar de privésauna om lekker te relaxen. Voor zaterdagavond, heb ik mijn beste vrienden uitgenodigd. De avond begint bij Hechi, waar we twee uur à volonté eten en daarna is 't partytime in den Barreel. Naar onzen Bjorn zijn goesting een beetje te veel partytime, want hij heeft van zijn vrienden vernomen dat ik op den biljart heb staan dansen, samen met Kim Plaetinck en Nathalie Nagels. Onze vaders biljarten elke week samen en ik dacht: nu ik veertig ben, wordt het misschien ook eens tijd voor een biljarke. Ik moest terugdenken aan 19 jaar geleden, toen ik samen met Véronique Cindy ging halen in de Volksvriend om naar den Bumper te gaan. Wis van de Mokkes stond toen op den biljart. Véronique zei:" Maar allé, dat doet ge nu toch niet meer op dieë leeftijd", waarop ik antwoordde:" Als gij op dieë leeftijd liever met uwen brei in uwe zetel kruipt, dan moete gij da weten, maar de dees staat dan ondertussen toch op den biljart!" En zo geschiedde.... Het leven begint bij 40, zeggen ze. Dat belooft!

 

Akkerstraat, 1993

48. Den Blik

Erik en ik gaan met de vrienden iets drinken in de Pallieter. Den Bart komt binnen en vraagt me al lachend of ik tegenwoordig adverteer in den Blik. Hij heeft die toevallig doorbladerd, toen hij ergens aan 't wachten was en kwam zo mijn foto tegen. "Dat kan echt niet!", verzeker ik hem. "En toch is 't zo", blijft hij beweren. De vrijdag daarop, word ik 18. Wanneer ik thuis kom van school, ligt er een berg post klaar, lelijk om zien. Ik ken nu wel veel volk, maar zóveel, dat kan bijna niet. En inderdaad; er zijn een heleboel brieven en kaartjes bij van mensen die ik niet ken, maar die mij toch feliciteren met mijn achttiende verjaardag. Heel bizar! Er is er onder andere eentje met een hoedje in, gemaakt door een mindervalide jongen. Heel mooi. Een oma zendt me een pakje zakdoekjes. Een gevangene stuurt me een brief met de vraag om met hem te corresponderen en een prachtig getekend zelfportret. Niet mis. Ons papa gooit hem meteen in de stoof. Nog een heleboel andere aanzoeken ook. Het strafste is van een meisje, die een Polaroidfoto stuurt van haar vriend zijn gelid in volle ornaat, met de vraag of ik een triootje zie zitten. Ons moeke komt de keuken binnen en ik toon haar mijn post. Ze schrikt er eerst van, maar schiet daarna keihard in de lach, terwijl ze mij den Blik overhandigt. Mysterie ontrafeld; het is zij, die een advertentie heeft laten plaatsen met mijn foto en daarbij de vraag om op 19 november zoveel mogelijk kaartjes te bezorgen voor de achttiende verjaardag van haar kleindochter. 's Avonds komt bijna heel de familie op bezoek. Wanneer tante Jeanne het straffe verhaal te horen en de foto te zien krijgt, zegt ze tegen ons moeke:" Annie, wilde gij voor mijne verjaardag ook eens een annonceke placeren?".

 

Irishof, 1987

49. Ost mus tis naar toilet

Vandaag is het de eerste schooldag van 't eerste middelbaar. Het belooft een superspannende dag te worden, want mijn beste vriendinnen hebben gekozen voor een technische richting en zijn dus naar een andere school. Ik kies voor de richting Latijn. Dat wordt gegeven door mevrouw Lavigne, die ook mijn klastitularis is. Het is een klein koket vrouwtje, netjes gekleed en geschminkt, met lange golvende haren. Haar parfum verspreidt zich in de wandelgangen. Zij neemt ons als eerste mee naar haar klas. De eerste les begint vrijwel meteen nadat we hebben plaatsgenomen. "Ego sum magister, vos estis discipuli. Ik ben de leerkracht, jullie zijn de leerlingen." Ze legt uit dat er behalve vervoegingen, ook verbuigingen zijn in het Latijn. De vervoegingen zijn simpel. 1ste Persoon enkelvoud eindigt op -o, 2de op -s, 3de op -t. 1ste Persoon meervoud eindigt op -mus, 2de op -tis en 3de op -nt. Mevrouw Lavigne leert het ons te onthouden met het zinnetje Ost mus tis naar toilet. Voilà, les één is er alvast een om nooit meer te vergeten. De verbuigingen van rosa, lupus en templum, zal ze er de komende lessen indrammen. Zo vaak en zo lang als nodig is, om het voor de rest van ons leven te kunnen afratelen. Rosa rosa rosae rosae rosam rosa rosae rosae rosarum rosis rosas rosis. Lupus lupe lupi lupo lupum lupo lupi lupi luporum lupis lupos lupis. Templum templum templi templo templum templo templa templa templorum templis templa templis. Met heel veel passie, vertelt ze ons het Latijnse verhaal van Romulus en Remus, waarna ze het woord voor woord vertaalt. Ik weet nu al dat ik voor de juiste richting gekozen heb, ook al is het elke dag veel blokken.

 

Marktplein, 1988

50. Handelsbeurs

Het is een drukke bedoening op het marktplein. Camions rijden op en af om materiaal te leveren en werkmannen sjouwen planken op hun plaats, die de vloer zal vormen voor de handelsbeurs. Als hun werkdag erop zit, komen wij op de proppen. Die houten vloer is immers dé perfecte ondergrond om op te skaten. Sommigen zijn er heel behendig in, zoals de Wullaerts, de Marc, den Bradi.... Ik ben al lang blij dat ik op zo'n plank vooruit geraak, terwijl die mannen er een sport van maken om over hoe langer hoe hogere objecten te springen. Een ollie noemen ze dat. Af en toe valt er een gekwetste, want bescherming aan hoofd, ellebogen en knieën wordt wel eens vergeten. De werken vorderen. Het zeil wordt omhoog gesjouwd over de palen en even later is de tent een feit. Ik bedel wat gratis tickets bij onze vokke, die hij gekregen heeft in de Volksvriend. Dat scheelt geld en tijd, want er staat een ellenlange rij aan de kassa. Eerst passeren we de snoepstand. Dat is al een interessant begin. Daarna een potje karakollen en een beetje verder nog een hamburger. Onze honger is weeral gestild. Voor de rest valt er voor ons weinig te beleven. We moeten nog een paar jaar wachten om ons te bezatten in de tequilabar. Toch vinden we het fijn om door de gangen te hollen _ even uitkijken voor het porselein _ en er de sfeer op te snuiven, elk jaar opnieuw.

 

Dorp, 1994

51. Dorpsdag

Jessica en ik, trekken allebei een lange zwarte jurk aan en maken ons klaar om naar den dorpsdag te gaan. We hebben ons vrijwillig opgegeven om flyers uit te delen van 't Irishof. Het is een snikhete dag. Nadat onze taak erop zit, gaan we nog iets drinken in de Polyester. Dat is het stamcafé van den Tom, mijn beste vriend uit mijn klas. Er zit nog meer bekend volk. Het terras zit vol en het is er keigezellig. Later op de avond, gaat den Ed nog langs vrienden in 't straat en vraagt of ik mee ga. Het is daar een toffe bende en het wordt al vlug laat. Dit is eigenlijk niet zo'n best plan, want morgen heb ik examen zedenleer. Gelukkig ben ik tijdig begonnen met studeren. Ik wil dit jaar absoluut eens geen herexamens, want ik zit in het laatste jaar van de middelbare school. Wanneer ik de dag erna wakker word, ben ik nog zo suf als een raap. Het examen gaat door in de studiezaal. We zitten allemaal achter elkaar, alleen aan een bank. De vragen zijn eenvoudig, in die zin dat ik ze allemaal ken. Omdat de onderwerpen mij interesseren, ging de leerstof er goed in. De meeste vragen gaan over de gebruiken van verscheidene religies. Den Tom heeft zich blijkbaar niet zo goed voorbereid. Hij draait zich na een paar minuten al om en vraagt me het antwoord op de eerste vraag, nog voor ik dat van mij heb kunnen neerpennen. Even later, draait hij zich opnieuw om en vraagt me het antwoord op de tweede vraag. Ik schrijf heel traag en ben amper klaar met mijn eerste antwoord. Zo gaat het nog even door en ik verlies hoe langer hoe meer tijd. Ik ben nog volop aan 't pennen, wanneer den Tom zijn examen inlevert. Een tijdje later, moeten we onze pennen neerleggen, maar ik ben nog steeds niet klaar. Ik vraag een paar minuten uitstel aan de lerares en krijg het met haar aan de stok, wanneer ze mij dat weigert. Er zijn nog andere leerlingen aan 't schrijven, maar ik moet als eerste mijn examen indienen. Kwaad en gefrustreerd, verlaat ik de zaal. Later geef ik den Tom naar zijn vijs, maar echt kwaad, kan ik op mijnen beste maat niet zijn. Het resultaat is wel, dat ik amper de helft van de punten behaal. Den tweede kater volgt tijdens de proclamatie, op 't ogenblik dat de eerste prijs voor zedenleer wordt uitgereikt aan...den Tom! Daar gaat hij, zo fier als een pauw, met mijn pluimen in zijn gat.

 

Essenhout, 1989

52. Ufo

Zoals gewoonlijk, zit ik voor het slapen gaan op mijn rijgeltje naar buiten te kijken. Het sterrenbeeld Orion schittert vlak voor mij aan de heldere hemel. Niet ver daarvan staat Sirius, die op de zon na, de helderste ster is van allemaal. Wanneer ik naar links kijk, zie ik iets raars. Een voorwerp dat de vorm heeft van een zeppelin, met in 't midden een lichtstrook en onderaan twee stralen. Het moet ergens ter hoogte van 't marktplein zijn. Daar is vast iets te doen. De lichtstralen bewegen van links naar rechts, maar komen niet tot aan de grond. Het voorwerp blijft ter plaatse hangen. Heel bizar. Trouwens, in een zeppelin zijn er natuurlijk geen vensters in de ballon zelf, maar in de kabine eronder en die ontbreekt. Zou het een ufo zijn? Nee, daar geloof ik niet in. Wow, of toch...het voorwerp dat tot nu toe al een hele tijd stil hing, schiet ineens met een ongeziene snelheid het luchtruim in. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. 's Anderendaags vertel ik mijn ouders wat ik gezien heb. Ik maak er een tekening van en ze moeten er een beetje om lachen. Tja, ik eigenlijk ook. Wanneer ik echter enkele weken later van school kom, ligt de Humo open op de keukentafel. Ik zie een artikel over een ufo-golf in België. Behalve enkele foto's van de driehoekige versie, staat er ook een tekening bij die er net zo uitziet als de mijne, met als ondertitel: "Ufo gesignaleerd ter hoogte van de Luchtbal".... Gedaan met lachen!

 

Irishof, 1994

53. Laatste honderd dagen

De laatste 100 dagen zijn in zicht en dat moet gevierd worden! Evy en ik coördineren de feestelijkheden. Mevrouw Moeneclaey alias Moenie, de studieprefecte, wil graag weten wat we van plan zijn. We vrezen ervoor dat ze niet akkoord zal gaan dat we de stad intrekken en vertellen haar dat we in Kapellen gaan rondhangen, waarop ze tot onze verbazing zegt:" Doe wat je wil, zolang het maar niet in Kapellen is. Ik wil niet dat de goede reputatie van onze school wordt aangetast.". Yes! Voor de andere plannen is ze meteen te vinden. Wanneer de grote dag aanbreekt, verzamelen we in 't kot _ de ontspanningsruimte op school voor 't vijfde en 't zesde middelbaar (later fietsenkot, keukentje...). Daar verkleden we ons. Het thema is religies. Ik doe een nonnenkleed aan met een grote split opzij, een kousenband met een roos erin en nog een ketting rond mijn hals. Niet met een kruis, maar met een flesopener. Nog goed wat schmink op en ik ben er helemaal klaar voor. De leerkrachten worden verzameld in de turnzaal, waar ze opdrachten moeten vervullen. We laten hen Twister spelen, dansen, zingen enzovoort. Ook verkleed. Gelukkig kunnen ze er allemaal om lachen; de ene voluit, de andere een beetje groen. Voor 's middags hebben we een feestelijke maaltijd geregeld in de grote zaal van 't kasteel. Voor we eraan beginnen, sta ik nog even recht om een zelfgeschreven gebed voor te dragen, samen met de andere leerlingen:

"Onze leerkrachten die boven ons staan, gegrift zijn jullie namen. Niet enkel in onze schriften, maar ook in onze gedachten. Zowel nu als in ons verdere leven. Geef ons heden een goed rapport en vergeef ons onze buizen, zoals ook wij vergeven uw gepreek en laat ons niet in het zesde jaar, maar leid ons naar het echte leven!"

Later op de dag, trekken we naar 't stad. Provocerend, paraderen we met een bende nonnen, paters, Hindoes, krishna's, moslims enzovoort voorbij de chique tavernes van de Keyzerlei. En maar gieren! We eindigen onze dag/nacht in een karaokebar, waar de nonnen onder ons "Like a virgin" zingen. Een dag om nooit meer te vergeten.

 

Stationsstraat, 1994

54. Polyester

Na de eindexamens, komt mijn vriend me vertellen dat hij onze relatie wil verbreken, na bijna drie jaar, zonder ruzie. Hoewel ik het heel erg vind, besef ik dat hij eigenlijk ook niet mijn grote vlam is. Ik blijf niet bij de pakken zitten en besluit enkele dagen later om in mijn eentje naar Polyester te gaan. Er staan redelijk wat zware moto's buiten. Best wel spannend. Komaan Vic, gewoon de deur open doen en gaan. Ge zijt achttien en de wereld ligt aan uw voeten. Wanneer ik binnen stap, kraakt de parket. Er hangt een vreemdzoete smog in de lucht; een mengeling van rook, bier en zweet. Op de achtergrond zingt Janis Joplin Mercedes Benz. Er zit best wel wat ruig volk binnen. Ik herken nog een paar mensen van vorige keer op het terras, toen met den dorpsdag. Bratje zit aan den toog, samen met Dynie en wat motards. De Guy en de Marc Tattoo draaien muziek. Mijn vrienden zijn er nog niet. Ik vraag een pintje aan de Gert en begeef me naar de flipperkast. Die staat spijtig genoeg op de minst aangename plek van 't café, want een zweempje urinegeur mengt zich met de smog. Terwijl ik sta te flipperen, zie ik vanuit mijn ooghoek een motard naderen. En zweten (ik). Hij draagt een zwarte lederen vest en daarover een kort jeansvestje met grote letters op de achterkant. Hij ziet er wat verwilderd uit en is héél breed. Hij komt naast me staan - ik hou mijn adem in - en vraagt me poeslief en met bijbehorende piepstem:" En, kunde winnen?" - ik adem rustig terug uit, terwijl ik een te brede glimlach probeer te onderdrukken.

 

Irishof, 1994

55. Laatste schooldag

Iedereen zit vol ongeduld te trappelen tot het laatste eindexamen klaar is om in te leveren. Ik let goed op dat ik elke vraag beantwoord, want ik ben er in het vierde middelbaar ooit eens in geslaagd om bij een examen wiskunde de achterkant van het blad te vergeten. Ik was nog zo blij dat ik er vanaf was en zelfs tijd over had om voor de middag nog efkes iets te gaan drinken in 't Torenhof. Toen ik op de speelplaats voorbij het secretariaat wandelde, riep mevrouw Paepe mij. De leraar wiskunde had haar gebeld om te zeggen dat ik het examen nog verder mocht invullen op 't secretariaat. Alsof dat nog veel zin had om te slagen. Ik kon er kop noch staart aan krijgen en de secretaresses hadden er evenmin kaas van gegeten. Het werd een herexamen. Dat wil ik nu kost wat kost vermijden, dus ik maak maximaal gebruik van de tijd ... tot de bel gaat. De bel, die aangeeft dat onze middelbare schooltijd erop zit. De bel, die het einde van een tijdperk aankondigt en het begin van een nieuw. Er wordt gefloten, gesprongen en gejuicht. Niet door mij. Ik ben niet goed in afscheid nemen. De tranen vloeien over mijn kaken. Een week later volgt de proclamatie. Niels, de beste kunstenaar van de klas, geeft mevrouw Moeneclaey nog een kadootje in naam van alle leerlingen. Het is een beeldje dat "het oog van God" uitbeeldt, met de tekst: "Moenie ziet u. Hier vloekt men niet". Na afloop, laat ik een plek achter waar ik van mijn 2,5 tot mijn 18,5 een groot deel van mijn leven heb doorgebracht ... een thuis. Vaarwel Irishof, tot later xxx

 

Den Biz, 1995-1997

56. Jeugdhuis Dinges

We zitten gezellig iets te drinken in de Polyester en de Ricky vertelt ons dat er terug een jeugdhuis komt in den Biz; jeugdhuis Dinges. Ze openen met een fuif en daar moeten we natuurlijk bij zijn. Geen feestje zonder ons. Het wordt een topavond. Ik leer er gelijk een hele groep nieuwe mensen kennen, die al vlug vrienden worden. Er wordt een medewerkersvergadering georganiseerd en ook daar ben ik van de partij. Ik stel voor om een Amnesty schrijf ze vrij-actie te organiseren en een weekendje Ardennen. Twee organisaties die ik op mij zal nemen. Enkele maanden later, zit ik in het bestuur als PR-verantwoordelijke en coördinator van de medewerkers, want het blijkt al snel dat organiseren in mijn bloed zit. Er volgen tal van activiteiten, fuiven, praatavonden en we beleven er de tijd van ons leven. Tot in oktober 1996 het noodlot toeslaat. Peter Livens, , onze eerste JH-voorzitter en cafébaas van ons stamcafé Den Bumper, laat het leven in een zwaar auto-ongeluk. Inzittende Rens geraakt daarbij zeer zwaar gewond en Filip komt er vanaf met een gebroken arm. Gebroken zijn wij allemaal. Voor het eerst, neem ik afscheid van een vriend. Het jeugdhuis blijft een tijdje dicht, maar uiteindelijk nemen we de draad terug op. Tot we in '97 ondanks ons actief anti-drugsbeleid, te maken krijgen met dealers van over de grens. Na een gesprek met de schepen van jeugd, krijgen we van hem te horen dat de politie op onbekend tijdstip een razzia zal organiseren en dat, indien er effectief drugs worden gevonden, we persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. We hebben veel over voor ons jeugdhuis en onze om en bij de 200 leden, maar dat net niet. Jong als we zijn, laten we ons kisten en besluiten we dan maar om de deuren te sluiten, voorgoed. De herinneringen en de vriendschappen blijven bestaan. Ook voorgoed.

 

57. Carpe Noctem

Jeugdhuis Dinges is al een hele tijd gesloten en de vzw staat on hold, maar de microbe van het organiseren, laat mij niet los. Mijn beste vriendin Sab en mijn ventje Bob, roepen een Algemene Vergadering bijeen en stellen daar voor om onze werking verder te zetten onder de naam Carpe Noctem, samen met het oude bestuur. Dat wordt positief onthaald en we gaan gelijk van start. Onze eerste activiteit, wordt een stand op de dorpsdag met een rodeostier. Een spannende dag voor mij, want ik ben hoogzwanger en ben voor die dag uitgerekend. Gelukkig blijft onzen Bjorn nog een weekje langer in mijn buik. Daar maken we gelijk reklame voor onze veel besproken fuif Aphrodisia, die een ongelooflijk groot succes belooft te worden. Daarna volgen er nog andere fuiven, kwissen, stand up comedians enzovoort. Wegens werk, trouwen, (ver)bouwen en kinderen krijgen, wordt het voor vele bestuursleden echter met de jaren moeilijker om zich te kunnen engageren voor onze vzw en er wordt besloten om Carpe Noctem te ontbinden. Het geld op de rekening wordt in 12 gedeeld, gelijk aan het aantal bestuursleden en ieder van ons kiest een nieuwe bestemming, waaronder Zwarte Paula, Home Philip Speth, Chiro Joka, scouts 63ste, Enig Verschil vzw. Ik ben er kapot van, want ik ben het nog lang niet beu. Samen met Bob, Jo en zijn vrouwtje Els, besluiten we om opnieuw te beginnen onder de naam Carpe Noctem II. Kwestie van ons klein beetje naambekendheid niet te verliezen. Wanneer hun derde kindje op komst is, besluiten ook zij om een stapje opzij te zetten en komt Sab terug in de plaats. Omdat onze agenda's beter matchen, slagen we erin om elk jaar een tiental activiteiten op de kalender te zetten, waarvan de meeste openbaar zijn, zoals wandelingen, stadsbezoeken, spoorfietsen, bbq, oud oep nief enzovoort. Ook een jeugdhuisreünie passeerde reeds de revue, waar meer dan 120 oudleden de sfeer van weleer kwamen opsnuiven. Wanneer we dit in '17 willen hernemen in ons oud lokaal, krijgen we hiervoor spijtig genoeg geen toestemming.

 

Platanendreef, Kerst 1979

58. Jingle Bells

Met heel de familie Van der Stighelen, zitten we gezellig bij elkaar in het huis van mijn bomma en bompa in de Platanendreef. Mijn nonkel heeft weer voor een reuzegrote kerstboom gezorgd en mijn tante heeft die prachtig versierd. Er heerst een gezellige drukte. Naast mijn ouders, mijn grootouders en ik, zijn er nog mijn bonnie, drie tantes, vier nonkels en twee kleine neefjes. Naar goede gewoonte treiter ik mijn neefjes - onze Jan heeft nog tandafdrukken in zijn kaken van de vorige keer - tot ik erop gewezen word dat stoute kindjes geen pakjes krijgen van de kerstman. Dat wordt spannend! Ik kruip bedeesd in mijn schulp, wanneer even later de deurbel gaat en de kerstman binnen komt. Hohoho! Als oudste van de drie, mag ik eerst bij hem op schoot. 't Is te zeggen, moet ik op schoot, want ik kijk er absoluut niet naar uit en ik snap er helemaal niks van, maar de Kerstman is blijkbaar heel goed op de hoogte van mijn streken. Boontje komt om zijn loontje; hij geeft mij een lelijke grote pop waar ik helemaal niet om gevraagd heb. Nadat ook mijn neefjes zijn schoot zijn gepasseerd, vertrekt de Kerstman alweer. Voilà, da's gepasseerd. Ik kan rustig terug mijn gangen gaan tot Sinterklaas weer uit Spanje komt. Er weerklinkt muziek en onze Jan en ik zingen uit volle borst mee: "Jingle Bells, Jingle Bells, Jingle o wa wé", waarna onze familie met ons lacht en wij niet weten waarom. En dan 't volgende liedje: "Jezeke is geboren halleluja hallo, jezeke is geboren in een bakske vol met stro". Niet beseffende, dat dit liedje op dit eigenste ogenblik in menig katholiek huisgezin menig kind een oorveeg bezorgt voor het meezingen ervan. De humor van Urbanus - een grote held in mijn gezin - wordt jammer genoeg niet door iedereen gesmaakt. Een censuur wordt doorbroken. De nonnekes hun kap vliegt er voor de klas bijna af van 't verschieten als ze hun leerlingen dat verschrikkelijke lied horen zingen en de pater en pastoors krijgen heel wat volk in hunnen biechtstoel wegens dezelfde overtreding.

Veertig jaar later, zou niemand zich daar nog om bekommeren. De zwarte nonnenkapjes verdwijnen uit het dorpszicht en de discussie gaat over andere kapjes. De kerken lopen enkel nog vol voor de mooie concerten die er gegeven worden. Maar gelovig of niet; Kerst wordt gevierd. Bij de meeste mensen niet meer om Jezus Christus te vieren, maar voor het familiemoment, de mooie versiering, de kadootjes. En voor de vrede natuurlijk.

 

 

Vicky Staal